dinsdag 26 oktober 2021

Fruitvliegjes

'Seriemoordenaar,' antwoordt Jeffrey op de vraag die oma's buurvrouw hem in het portaal stelt. 'Oh wat gruwelijk! Brandweerman of dokter is toch veel mooier?' reageert de buurvrouw. 'Welnee, juist reuze handig,' komt oma tussenbeide. Ze sluit de deur voor de onthutste dame. Jeffrey geeft ze haar vliegenmepper. 'Kijk, daar zitten ze, op de de fruitmand.'

Dit verhaal staat in de bundel 55 woorden verhalen dat in 2021 door Schrijverspunt is uitgegeven. Tijdens de Week van het Korte Verhaal 2021 zonden honderden schrijvers een verhaal in van exact 55 woorden. De jury koos er 55 uit.

maandag 28 januari 2019

Het geheim van de Beulaker en andere verhalen



Eind december is mijn verhalenbundel 'Het geheim van de Beulaker en andere verhalen' verschenen. Het boek bevat 39 verhalen, die ik als lid van schrijfclubs in Zwolle en Steenwijk tussen 2003 en 2018 heb geschreven. Een deel van de verhalen speelt zich af in Overijssel, zoals het titelverhaal 'Het geheim van de Beulaker', 'Blokzijlermeer' en 'De zwarte engel van Steenwijk'. Het boek is uitgeven door uitgeverij SenS in Tuk. Het is verkrijgbaar via www.bol.com en via email: hilda-knol@hotmail.com.


dinsdag 21 maart 2017

Voelen, ruiken, proeven

Bevend leg ik mijn wijsvinger en middelvinger op de keel van onze kat. Via mijn vingertoppen resoneren de trillingen tot in mijn pols. Met mijn andere hand streel ik de rug van Streep. Ik voel hoe ze wellustig haar rug kromt. Tussen mijn handen draait ze drie rondjes en gaat dan op mijn blote borstkas liggen. De pluizige vacht kriebelt. Haar nagels zet ze in mijn huid en trekt ze dan weer terug. In en weer uit, in en weer uit. Ik verbijt de pijn. Ik voel hoe ze haar kopje tegen mijn hals vleit. Haar keel houdt op met trillen. De nagels houdt ze in. Roerloos blijf ik liggen. Ik moet mijn nekspieren aanspannen om te voorkomen dat mijn hoofd van het harde kussen glijdt.

De overgave van de kat ontroert mij. Tussen mijn vingers zou ik het keeltje zo dicht kunnen knijpen. Het is tien jaar geleden dat ik een geweer vasthield. Ik vuurde honderden keren af en raakte de tel kwijt hoeveel vijanden ik doodde. Mijn slachtoffers waren net als ik jongens met toekomstdromen. Een handgranaat verbrijzelde de mijne. Liggend op de bank met mijn ogen gesloten, beleef ik de ontploffing opnieuw. Ik zie weer het rondspattende bloed en hoor mezelf om mijn moeder schreeuwen.

Een paar zachte lippen op mijn voorhoofd doen me opschrikken. De kat zet zijn nagels weer in mijn borst. Na twee sprongen over mijn buik en benen voel ik haar niet meer. Een koude luchtstroom veroorzaakt een rilling door mijn hele lijf. Mijn lief pakt mijn hand en schrijft 'Hallo' in mijn handpalm. Ik schrijf 'slapen' in de hare. Ze antwoordt met 'Enge droom?' Ik knik alleen maar. Na nog een kus, ga ik rechtop op de bank zitten. Met mijn handen tast ik net zolang om me heen totdat ik een stuk katoen vind. Met het labeltje aan de achterkant, trek ik het T-shirt over mijn hoofd. Tijdens mijn zoektocht stuit ik op een boek. Met mijn vingers lees ik een paar bladzijden.

Uit de keuken bereiken mij de geuren van gebraden vlees. Ik volg mijn neus, totdat ik haar lijf tegen het mijne voel. De opstijgende hete dampen verraden dat we vlak voor het fornuis staan. Ze duwt me een druif in mijn mond. Ik trek haar een paar stappen naar achteren en lik het zweet uit haar nek. Haar parfum bedwelmt me. Mijn handen laat ik over haar buik glijden en ik knoop het schort los. 

Dit verhaal heb ik gemaild naar www.literairwerk.nl. Het is geplaatst op 13 oktober 2016. Leden van deze site kunnen reageren op het verhaal. Aan de hand van hun opmerkingen heb ik aangepast, zodat het verhaal er hopelijk beter op geworden is. Literair werk spreekt van groeiend werk. Zie ook: www.literairwerk.nl/werk/voelen-ruiken-proeven



Het konijn

Het konijn houd ik tegen mijn borst. Ik voel hoe het hartje als een razende te keer gaat. ‘Stil maar,’ fluister ik tegen het pluizige, witte dier, ‘ik ben ook bang.’ Roerloos blijf ik staan, terwijl ik eigenlijk zou moeten rennen, maar dat gaan niet meer zo goed nu ik 76 jaar oud ben. Via het gat in de omheining, wat ik zelf open heb gelaserd, is het maar een paar honderd meter naar mijn appartement. De wijkwachten zullen nu wel het signaal van mijn onderhuidse chip hebben opgevangen. Straks komen ze natuurlijk aanscheuren in hun zelfrijdende auto’s om mij te arresteren. Ik sta daar maar en staar naar de volle maan. Met een paar kromme vingers streel ik voorzichtig de rug van het knaagdier.

Ik weet wel dat het meenemen van dieren uit de kinderboerderij van Living Creations Blijdorp strafbaar is. Als ze mij de brainreader opzetten, zullen ze ontdekken dat ik van plan ben het dier op te eten. Voor dat misdrijf kan ik twintig jaar huisarrest krijgen. Ik lach om die straf. Zo lang ben ik niet meer van plan te blijven leven. In mijn kluis ligt de 80+ pil. Dat is de enige maatregel van het Ministerie voor Gezondheid die ik wel kan waarderen. Het verbod op het eten van dierenvlees vind ik totale nonsens. Nog steeds kan ik kweekvlees en sojaburgers niet waarderen. Toch is het alweer tien jaar geleden, dat minister Pascal het vleesverbod in 2031 heeft ingevoerd. Kort daarvoor kon je nog gewoon konijn en wild bij de poelier kopen. Het water loopt me in de mond als ik terugdenk aan de vleesrijke kerstmaaltijden in de jaren zeventig van de vorige eeuw toen ik nog bij mijn ouders op de boerderij woonde. Twaalf koeien had mijn vader en ik herinner me zelfs nog een paar namen: Neelie, Truus en De Kromme. Hij legde half december een strop in de duinen bij Hoek van Holland en ving altijd wel een haas, die we met z'n allen oppeuzelden.

Net als er een ster valt, gaan er vier mannen in witte uniformen om mij heen staan.
‘U weet dat het verboden is om 's avonds het terrein van de kinderboerderij binnen te dringen?’ vraagt de oudste van het stel.
Ik zeg niets. Nog steeds staar ik naar de maan. Ze verlamt mij denk ik. De maan heeft magische krachten. ‘Satelliet 439 heeft uw strafbare plan gedetecteerd en uw actieradius tot een minimum beperkt,’ legt de man uit.
‘Nee,’ mompel ik, ‘het was de maan.’
Ik voel een koude stroming langs mijn borst gaan als de bewaker het konijn van mij afpakt. Het huppelt in de richting van het nachthok. Gewillig laat ik me meevoeren naar mijn appartement. Zodra de mannen weg zijn leg ik het automatische mes terug in de besteklade. Met mijn kleren nog aan ga ik op bed liggen. Door een spleet in de gordijnen schijnt het maanlicht naar binnen. Ik kijk er naar en zucht.
‘Ik had het toch niet gekund,’ fluister ik tegen de maan.

Dit verhaal heb ik in november 2016 gestuurd naar de verhalenwedstrijd van seniorenorganisatie Pluspunt Rotterdam. Hiermee won ik de vierde (of gedeelde derde prijs): een boekenbon van 25 euro. In totaal waren er 22 inzendingen. Het thema was: schrijf een verhaal waarmee je 25 jaar vooruit of terug gaat in de tijd. De winnende verhalen zijn gepubliceerd op: http://pluspuntrotterdam.nl/Nieuws/WinnaarsSchrijfwedstrijd.html



woensdag 30 maart 2016

Rock

Petra hielp me met het ophangen van de versieringen. Druiventrossen had ik getekend en palmtakken. Ze waren van karton en door ons ingekleurd met groene en bruine viltstiften. Plastic slingers uit de feestwinkel wilde ik niet. Eigenlijk had Shane me nu moeten helpen, maar hij ging liever nog even bij zijn moeder langs. Petra uit Holland was er wel. Voor de zesde keer was ze naar Londen gekomen. Ik ontmoette haar zes jaar geleden tijdens mijn vakantie in Oostenrijk. Sindsdien noemde ik haar mijn Rock. Gearmd verlieten we samen de kerk.

Gearmd, maar nu met mijn vader, kwam ik de volgende ochtend weer de kerk binnen. Hij kneep in mijn hand en liep eigenlijk iets te snel voor de hoge hakken die ik droeg. Ik zag dat zijn adamsappel op en neer ging. De mensen in de kerkbanken keken om en ik probeerde te glimlachen. Alleen Petra bleef voor zich uit staren, ik zag dat er tranen over haar wangen biggelden. Haar ontroering verraste mij, ze was juist zo’n stoere meid. Een moment keek ze op. Ik zag toen iets anders in haar blik, het was geen ontroering. Shane draaide zich vanaf de eerste rij om. Hij knikte bemoedigend. Ondertussen zong Aretha Franklin me toe. Ik rechtte mijn rug en beantwoordde Shanes blik. 'Aint no mountain high enough to keep me from you.' Ik had dit lied uitgezocht, hoewel het omstreden was in onze Pinksterkerk. Andere bruidsparen kozen een opwekkingslied of een klassiek stuk. In mijn leven was ik ook over hoge bergen, door diepe dalen en woeste rivieren getrokken. Ik had het overleefd en nu op mijn 32e zou ik toch nog trouwen, mijn grootste wens ging in vervulling. Ik deed dat wel op mijn eigen manier. Voor mij geen 'something old, something new, something borrowed and something blue'. De groene jurk die ik droeg was ook al niet volgens onze tradities; ik wilde niet schijnheilig in het wit verschijnen. In Amsterdam had ik de jurk gekocht. Petra en nog een stel Nederlandse vrienden waren daar ook geweest. Zij had dit vrijgezellenfeest speciaal voor mij georganiseerd.
‘Ja, ik wil,’ antwoordde Shane met een Cockney tongval op de vraag van de voorganger. Op zijn stropdas zag ik een gele vlek. Hij was ook een lange weg gegaan, zijn alcohol- en drugsverslaving had hij na zijn bekering achter zich gelaten. Ik was trots op hem.

Met een zwieper gooide ik de bloemen over mijn schouder. De plechtigheden waren voorbij en nu gingen we feest vieren. Een lach ontsnapte uit mijn keel. Shane lachte bulderend met mij mee. Hij had zijn jasje uitgedaan, een deel van zijn lichtgroene overhemd was achter uit zijn broek gekropen. Ik keek over mijn schouder en zag hoe de bloemen voor Petra’s voeten landden. Ze bleef even naar het boeket kijken, maar verroerde zich niet. ‘Kom op, pak ze,’ riep ik haar inwendig toe. Nog twee, drie eeuwig lang durende seconden verstreken, zonder dat er iets gebeurde. Toen griste een nichtje van mij de bloemen voor haar voeten weg. Het meisje hield ze als een trofee boven haar hoofd. Even keek ik Petra aan. Ze haalde haar schouders op en grijnsde. Naïef als ik was, dacht ik even dat ik haar kon betoveren, zodat ze zou veranderen, maar dat ging niet. Alleen Jezus kon dat wonder in haar verrichten.

Voordat we aan het diner gingen, liepen we met z’n allen naar het Greenwich park. Bijna iedereen had een fototoestel meegenomen en van alle kanten hoorde ik klikken. Petra bekeek het gebeuren vanaf een afstandje, leunend tegen een boom, waaraan de eerste groene lentebladeren waren ontloken. Zij maakte geen foto’s. In Holland kennen ze deze gewoonte niet. Daar gaan alleen bruid en bruidegom naar een mooie plek, waar een professionele fotograaf de foto’s maakt.

Petra kreeg gelijk. De twijfel die ik in haar ogen zag tijdens mijn trouwdag had ik tien jaar lang verdrongen. Shane bleek niet de gedroomde echtgenoot, Jezus kon hem niet weerhouden terug te vallen in zijn oude, slechte gewoontes. Zeven kilo zwaarder en met drie drukke kinderen, die op hem leken, bleef ik achter in een grauwe arbeiderswijk in een voorstad van Londen. Petra zag ik een paar jaar na mijn scheiding nog een keer. We ontmoetten elkaar in Oostende. Zij kwam met de trein vanuit Emmen, ik met de hovercraft vanuit Dover. Het was herfst, de meeuwen vlogen krijsend rondjes boven de haven. Ik zag hoe Petra nonchalant aan kwam lopen, haar handen diep verborgen in de zakken van haar wijde spijkerbroek. Haar lange bruine haren waren afgeknipt, ze had nu een kort kapsel. In een visrestaurant vertelde ze dat ze net als ik een laatbloeier in de liefde was. Sinds een paar maanden had ze een vriendin. Ze vertelde verlegen dat die vrouw op mij leek: dezelfde volle rode lippen, hetzelfde mediterrane uiterlijk. Petra lachte, terwijl ze over haar vriendin vertelde, haar ogen hield ze daarbij half dichtgeknepen, haar hoofd een beetje schuin. Het was precies de manier waarop ze vroeger naar mij had gekeken. Pas achteraf realiseerde ik me dat ze toen verliefd op me was, vele jaren lang en dat ze me daarom zo vaak in Londen had bezocht. Ik voelde me nu schuldig daarover, had me haar adoratie zo lang aan laten leunen. Mijn preken dat ze kon genezen waren oprecht, maar diep in mijn hart wilde ik dat ze bleef zoals ze was. Mijn steun en toeverlaat, mijn Rock. Nu ze me had losgelaten, begreep ik pas wat ik verloren had. En ook hoe mijn leven een totaal andere wending had kunnen nemen.

Dit verhaal heb ik in februari 2016 ingestuurd naar de schrijfwedstrijd van www.kantelboek.nl. De opdracht was om een verhaal te schrijven over een belangrijke gebeurtenis, waardoor het leven een andere richting kreeg. De jury ontving bijna 200 verhalen. De beste 31 verhalen werden op de longlist geplaatst. Mijn verhaal behoorde hier ook toe. Het behoorde niet tot de drie prijswinnaars en werd niet op de shortlist van de allerbeste tien verhalen gezet.

Polderlicht

Twee dagen voor kerst staat Joachim voor zijn slaapkamerraam naar buiten te kijken. De kassen van het paprikabedrijf stralen een oranje licht uit. ‘In dit polderdorp lijkt het altijd wel kerst,’ mompelt hij. Met een ruk trekt hij het zwarte verduisteringsgordijn dicht. ‘En morgen moet ik daar weer werken,’ bromt hij als hij de deken over zijn hoofd trekt.
‘Schuif eens een stukkie op,’ zegt zijn vrouw An, die met haar logge lijf naast hem kruipt.
Met een diepe zucht draait hij zich om. Morgen is de laatste dag voor zijn kerstvakantie.

De volgende ochtend sloft Joachim met afhangende schouders naar de paprikakassen. In zijn hand houdt hij een jute tas met daarin zijn broodtrommel. Hij passeert een paar huizen, waarvan de bewoners hun bomen volgehangen hebben met lichtjes. Alsof er nog niet genoeg licht is in dit dorp denkt Joachim. Zelfs in Steenwijk zie je in het donker nog de gele gloed van de kassen aan de hemel.

Tien minuten later staat Joachim in de centrale verwerkingsruimte van de paprikakwekerij. Hij moet de bestellingen klaar zetten. Veel van zijn oude maten moesten het bedrijf verlaten. Ze zijn vervangen door Polen. Zwijgend doet Joachim zijn werk. Het is nog geen vier uur als er kerstmuziek door de luidsprekers van de intercom klinkt. Joachim hoort de vrolijke stem van Suzanne, de hoogblonde directiesecretaresse.
‘Alle werknemers nodig ik uit om in de kantine een kerstborrel te komen drinken.’
Op een holletje rennen de Polen naar de kantine. Joachim sjokt als laatste achter hen aan.

In de kantine gaat Joachim bij het raam zitten. Hij neemt een hap van een bitterbal en kijkt uit op de eindeloze polderakkers met zwarte klei. Uit de luidsprekers klinkt het lied van Mariah Carey: All I want for Christmas is You. ‘Wat wil jij?’ vraagt een collega aan hem. ‘Huh,’ Joachim schrikt op uit zijn gepeins. Hij weet het wel, maar zegt niets en staart naar buiten. De schemering probeert het polderdorp te overmeesteren, maar door het licht van de kassen, lukt dat niet.
Een hand op zijn schouder doet hem opschrikken uit zijn gepeins. Het is de directiesecretaresse. Achter haar staat een jonge man met een gele pet op. ‘Wil je aan deze meneer de meterkast aanwijzen?’ vraagt zij met een zwoele stem. Samen lopen ze terug naar de werkvloer.
‘Hier moet je zijn,’ zegt Joachim als ze bij een kleine kamer vlak bij de ingang zijn gekomen.
De man noteert de standen en vertrekt weer. Joachim blijft alleen achter in de meterkamer. Hij laat zijn hand even rusten op de hoofdschakelaar van de elektriciteit. Hij grijnst even en schudt dan zijn hoofd. Dat zou ik nooit durven, denkt hij.

Joachim groet de overgebleven ladderzatte directieleden in de kantine door bij de deur nog even zijn hand op te steken. Niemand reageert en schouderophalend loopt Joachim naar buiten. Bij de deur van de meterkast kijkt hij om zich heen. Hij ziet niemand. Even krabt hij zich op zijn kale hoofd, maar stapt dan naar binnen. Nu durf ik het wel, denkt hij. Zachtjes zingt hij: ‘All I want for Christmas is…’ en met een ferme handbeweging zet hij de hoofdschakelaar van de elektriciteit op OFF. Op de tast loopt hij naar huis.

Joachim staat samen met An voor het raam van hun slaapkamer naar buiten te kijken. Het is donker in de kamer. Op de vensterbank branden een paar flakkerende kaarsen. De gordijnen blijven vannacht open. Joachim kijkt naar de volle maan en de sterren.
‘Hoe kan het licht in de kassen nou zijn uitgegaan?’ vraagt An.
‘Ik weet het niet,’ zegt Joachim glimlachend, ‘er was vanmiddag een meteropnemer, die zal wel ergens aan hebben gezeten.’
‘Dat ze het niet repareren, vind ik wel vreemd.’
‘De directie is te dronken om het energiebedrijf te bellen en alle mensen hier in het dorp vinden het vast wel best zo.’
‘Kijk,’ zegt hij, terwijl hij naar boven wijst, ‘een vallende ster.’
‘Je mag een wens doen,’ zegt An.
‘Dat hoeft niet,’ antwoordt Joachim, terwijl hij An stevig tegen zich aandrukt, ‘ik ben tevreden zo.’

Dit verhaal heeft in de kerstbijlage van de Steenwijker Courant van 24 december 2014 gestaan. De redacteur daarvan deed een oproep verhalen in te sturen.

woensdag 15 oktober 2014

Weerribben

‘U hebt uw bestemming bereikt,’ zegt een zwoele vrouwenstem. Volgens haar ligt mijn einddoel 2,5 kilometer verderop, maar met mijn auto kan ik niet dichterbij komen. Wel lopend over een smal pad langs de Kalenbergergracht. Rechts zie ik rietkragen, hooilanden en moerasbossen. In een meer vissen een aalscholver en een purperreiger. Een knaloranje grote vuurvlinder landt op een waterzuring. Een fluisterboot vaart klotsend voorbij. Ik laat me in het gras vallen en bestudeer de wolken. Mijn afspraak kan wachten.

Dit verhaal stuurde ik naar de schrijfwedstrijd van de Stichting Natuurkampeerterreinen. Per provincie won er een verhaal. Voor de provincie Overijssel was dat mijn verhaal. De verhalen worden gepubliceerd in het Groene Boekje, wat eind december verschijnt. Alleen de drie winnaars vanuit Utrecht, Groningen en Zeeland krijgen dit gratis. Zie ook: Natuurkampeerterreinen.



dinsdag 23 september 2014

Godijn Publishing

Een verhaal over dove kinderen stuurde ik naar de schrijfwedstrijd van de uitgever Godijn Publishing in Hoorn, zie Godijnpublishing. De wedstrijd organiseerde Elly Godijn samen met doventolk Ellis Bell, zie foto hieronder. Het thema was Het gebaar, dat mijn leven veranderde. In het verhaal moest een doof persoon voorkomen en gebaren. Voorwaarde was verder dat het verhaal minimaal 2000 woorden moest bevatten. Hieraan voldeed ik niet, want mijn verhaal heeft maar 1000 woorden. Toch zond ik het in omdat het goed bij het thema paste. De jury vond het te mooi om niet te vermelden. Naast de 25 verhalen, die in een bundel worden opgenomen, wordt mijn verhaal daar als 26e aan toegevoegd, als aanmoedigingsprijs. Nog een voorwaarde is dat het verhaal niet elders gepubliceerd mag worden. Ik kan het hier dus nog niet vermelden. Op 22 november worden de drie prijswinnaars bekend gemaakt. Zij krijgen de bundel cadeau, de rest kan hem kopen. Een euro daarvan gaat naar de Federatie van ouders van dove kinderen.




Meteoor

De wereld is niet vergaan op 21 december 2012. De Maya-movement in Sydney kroop daarom op kerstavond beteuterd uit haar ondergrondse bunker .
‘Laten we thuis maar kerst gaan vieren,’ mopperde een volgeling.
‘Dat nooit,’ riep hun goeroe Maya.
Uiteindelijk vertrok iedereen toch. Zij bleef wel, liggend op een stretcher om na te denken. Plotseling verscheen er een engel in de bunker.
‘God heeft jou uitverkoren als verlosser,’ sprak hij verheven, ‘om Zijn volk te redden, want de aarde zal vergaan op kerstavond.’ Met wapperende vleugels legde hij uit dat ze al haar volgelingen mocht meenemen naar de hemel. Maya verliet snel de bunker. Buiten werd ze opgewacht door een grote horde journalisten. Zo kon ze meteen haar boodschap verkondigen, die wereldwijd werd uitgezonden:
‘De wereld vergaat vandaag wél! Ga zwart gekleed naar het hoogste punt van uw woonplaats en om zeven over zeven uur wordt u gered.’
Maya haastte zich toen naar de top van de Sydney Tower en wachtte af. Niemand kwam, de mensen waren die einde-der-tijden-verhalen beu. Stipt op tijd parkeerde er wel een wagen met vurige paarden voor haar neus. Vlug stapte ze in. Ze vloog nog maar net boven Australië toen ze uit het zuiden een enorme brandende meteoor zag aankomen.

Deze column stuurde in naar de schrijfwedstrijd van Ecmyk, een uitgever van books on demand. Zie Ecmyk. Vier inzenders werden uitgeroepen als prijswinners. Alle andere coumns, waaronder de mijne werden wel opgenomen in een bundel. Slim van de uitgever, want ik kon ook niet de verleiding weerstaan de bundel te bestellen. Het thema was: Schrijf een column aan de hand van een afbeelding van een brandende aardbol, die hieronder staat afgebeeld.

maandag 18 augustus 2014

De eland

De weddenschap heb ik gewonnen. Ik zie als eerste in Zweden een eland. Het is jammer dat degene met wie ik de weddenschap heb afgesloten, nu niet bij me is. Amelie is zonet stampvoetend van de camping vertrokken. Met mijn mobiel maak ik snel een foto, zodat ik haar later het bewijs kan laten zien.
‘Het is uit,’ schreeuwde ze vanochtend tegen mij na een fikse ruzie over onze plannen voor die dag.
Gelaten liet ik haar vertrekken en besloot pas naar Nederland terug te reizen zodra ik twee weddenschappen zou hebben gewonnen.
De tweede weddenschap had ik afgesloten met het tweede team van de Steenwijkse Boys.
‘Ik zal een eland schieten en voor jullie meebrengen,’ pochte ik na de laatste training voor de zomervakantie.
‘Is goed,’ zei de keeper, ‘dan steken wij de barbecue wel aan.’

En nu sta ik oog in oog met een eland. Nog maar een half uur geleden ben ik van de camping vertrokken. Aan de voet van een kale heuvel kruist hij mijn pad. Het dier ziet er veel groter en breder uit dan ik uit de foto in de reisgids heb kunnen opmaken. Zijn gewei lijkt wel twee meter breed. De eland briest en schudt met zijn kop alsof hij wil zeggen: ‘Wat mot je jochie?’
Het geweer, dat ik uit Nederland heb meegenomen, richt ik op het dier. Ik tril zoals een moegestreden langlaufer die nog moet schieten tijdens de Olympische biatlon. De eland schudt zijn kop heen en weer en kijkt me minachtend aan. Dan loopt hij op een sukkeldrafje weg. Alle fut voel ik uit mijn lichaam wegvloeien. Ik heb niet eens de kracht om de trekker over te halen. Het geweer glipt uit mijn zwetende handen. Inwendig foeter ik mezelf uit. Eerst laat ik mijn vrouw weglopen, nu die eland. Ik ben een loser! Het komt denk ik door de vele dode dassen die we in Zweden gezien hebben. Dat greep mij ook aan. Amelie moest zelfs huilen toen ze een papa-das, een mama-das en een baby-das dood in de middenberm van de weg naar Kalmar zag liggen. Nu sta ik te janken en ik mis Amelie hier bij die kale heuvel in Zweden, ruim negenhonderd kilometer van huis.
Natgeregend keer ik terug op de camping. Voor de tent staat Amelie met haar armen over elkaar op mij te wachten. In mij strijden verbazing en blijdschap om de voorrang.
‘Ik heb onze weddenschap gewonnen,’ zegt ze, ‘ik heb als eerste een eland gezien.’
‘Hoe laat?’ is het eerste wat ik vraag.
‘Om negen uur vanochtend, net nadat ik de camping afreed. Hij stond in het veldje naast de parkeerplaats bij de waterval. Kijk dit is het bewijs, ik heb er een foto van gemaakt met mijn mobiel.’
‘Shit,’ zeg ik, ‘dan heb ik verloren.’
‘Krijg ik nu mijn prijs?’ vraagt Amelie triomfantelijk.
Stampvoetend loop ik naar de campingwinkel. Ik pak daar de allergrootste lichtbruine pluche eland die aan een haakje bij de deur hangt.

Het verhaal De eland heb ik ingestuurd naar een verhalenwedstrijd van uitgeverij Jaylen Books. Samen met nog 45 verhalen verscheen het in de verhalenbundel Zomertijd deel 7. Elke zomer verschijnt zo'n bundel. Jammer vond ik dat de verhalen ongecorrigeerd in de bundel werden opgenomen. Er staan dus nog heel wat taalfouten in.