woensdag 9 april 2008

Blijven

De jongen wilde naar het strand. En wel nu meteen, want buiten scheen de zon en binnen verveelde hij zich. Isabel stopte snel een zwembroek en een emmertje in een plastic tas en ging op weg. Ze huppelde door het park over het zandpad met de grote klimbomen. Hij kletste haar de oren van het hoofd. Dat hij een groot zandkasteel ging bouwen. En schelpen zoeken op het strand en net zo ver de zee in, totdat niemand hem meer kon zien. Onderweg raapte ze een platte witte steen op en ze keilde die over het water van de vijver. Tevreden constateerde ze dat hij twee keer stuiterde. Bij het gietijzeren hek bleef Isabel staan en ze pakte met beide handen de spijlen vast. Terwijl ze de straat overkeek, trok ze een pruillip. De jongen wist niet of hij naar links of rechts moest lopen. En ook niet hoe ver het nog was naar Zandvoort. Isabel rilde van de kou, ze droeg alleen een dun zwart T-shirt. Wel honderd of misschien wel duizend auto's reden ondertussen voorbij. Na een tijdje stopte een grote bus aan de overkant van de straat. De jongen gilde enthousiast in haar hoofd:
'Met de bus, ik reis met de bus naar het strand!'
'En ik wil bij het raampje zitten.'
'Helemaal achterin.'
Isabel opende de poort in het hek en rende de weg over. Eerst in haar rechteroor en meteen daarna ook in haar linkeroor hoorde ze een langgerekte claxon en piepende remmen. Zonder opzij te kijken rende ze door naar de overkant en vluchtte het bushokje in. Met een plof zakte ze neer op het klapstoeltje. De bus verdween net de bocht om. Een mannenstem schreeuwde iets onverstaanbaars.

Isabel drukte een minuut lang haar oren dicht. Toen ze weer opkeek was de auto met de schreeuwende man verdwenen. De zon scheen niet meer, het was nu bewolkt. De eerste vlokjes natte sneeuw van het jaar vielen uit de hemel. Opeens arriveerde de oude dame en die begon meteen te schelden:
'Je had wel dood kunnen zijn!'
'Maar de jongen wilde naar het strand,' sputterde Isabel tegen.
'Naar het strand? Laat me niet lachen. Veel te koud.'
'In Spanje, ja daar is het nu wel warm op het strand.'
De oude dame ging elke winter naar Spanje toe. Dit jaar ook. Ze moest daarvoor nog naar het reisbureau om een reis te boeken. Ook met een bus, maar dan wel met een luxe touringcar. Isabel stond op. Ze liep een beetje krom, haar hand legde ze op haar pijnlijke rug. Met kleine pasjes stak ze via het zebrapad de straat over. Haar bibberende hand hief ze omhoog en zo hield ze de vrachtauto tegen, die er net aankwam. De jongen was in geen velden of wegen meer te bekennen.

Isabel zag dat de wanden van de kamer wit waren. Er stonden een bank en een paar fauteuils. Aan de wand hing een schilderij met de zee en de ondergaande zon. Volgens de oude dame moest dit het reisbureau zijn.
'Wie ben je nu?,' vroeg de jonge vrouw, die achter een bureau zat.
'Wie bent ú,' corrigeerde Isabel haar pinnig. 'Ik ben de oude dame en ik ga op reis naar Spanje.'
De jonge vrouw glimlachte.
'Vertel eens over die reis?'
Isabel zei dat de oude dame naar Salou wilde. In de winter was dat een vakantieoord voor ouderen. Ze zou daar overwinteren en pas de volgende lente terugkomen. Daar elke dag een stuk wandelen en achter het glas van het overdekte verwarmde terras van het hotel veel boeken lezen. En sherry drinken met de andere Nederlandse dames.

De jonge vrouw keek op haar horloge en zei:
'Je vader komt zo, heb je alles al gepakt voor je kerstvakantie?'
Een uur later zeulde Isabel twee volle weekendtassen de gang op. De oude dame stond erop dat Isabel boeken meenam, maar ook medicijnen, wandelschoenen en een zonnehoed. Zij had gezegd dat de touringcar op het terrein bij de ingang zou stoppen, maar Isabel zag daar alleen maar een grote witte auto staan. Ze zette de twee tassen op de grond en wachtte af wat de oude dame zou zeggen, maar die zweeg opeens als het graf.
'Stap maar in,' zei de man, maar Isabel verzette geen voet.
Ze was helemaal alleen nu, niemand zei haar wat ze moest doen. In haar hoofd hoorde ze een zoemend geluid.
'Kom nu,' drong de man aan. 'We rijden meteen door naar Oostenrijk. Morgen kun je al gaan skiën.'
'Skiën, skiën?'
Isabel herhaalde het woord een paar keer hardop. Opeens was daar de jongen weer en de oude dame en nu ook nog het tienermeisje. Ze schreeuwden allemaal hard door elkaar heen.
'Ik wil naar het strand.'
'Nee, naar Spanje!'
'ZANDVOORT!'
'SPANJE!'

Het hardst van allemaal krijste het tienermeisje.
'IK BLIJF HIER.'
De man was uit de auto gestapt en pakte Isabel stevig bij haar arm. Hij duwde haar met geweld de auto in.
'Nu ophouden!'
Isabel schreeuwde met de hoge hysterische stem van het tienermeisje.
'Ik wil niet mee, ik kan het niet.'
Ze bonkte afwisselend met haar vuisten tegen het raam en tegen haar hoofd.
'Ik moet hier blijven!'
Met haar voeten begon ze tegen het raam en het dashboard te trappen. De man pakte Isabel aan haar haren vast en schreeuwde:
'Afgelopen!'
Even was het stil, maar toen begon Isabel met gierende uithalen te huilen. Met haar nagels krabde ze zich over haar rechter onderarm tot bloedens toe.
'Dit heeft geen zin,' zei toen de man.
Hij verborg even zijn gezicht in zijn handen. Daarna stapte hij resoluut uit.
'Ze trapt me nog de airbag uit de auto,' zei hij tegen de jonge vrouw, die aan was komen rennen.
'Kan Isabel hier niet blijven?'
'Ja, maar alle andere jongeren zijn wel vertrokken.'
'Wat wil jij Isabel?'
'Blijven.'
Isabel en de jonge vrouw keken samen de auto na. De Mercedes met de ski-box wierp een stofwolk op.

'Wie ben je nu?'
'Het tienermeisje.'
'Of ben jij soms zelf het tienermeisje?'
Verontwaardigd schudde Isabel haar hoofd.
'Het tienermeisje is nog maar dertien.'
'Maar waarom wilde zij dan niet op reis?'
'Ik moet van haar hier op de groep blijven.'
De jonge vrouw zuchtte hoorbaar en zei:
'Maar alle anderen zijn vertrokken.'
'Boeien.'
Isabel sloeg haar armen over elkaar, boog haar hoofd en tuurde naar haar zwarte legerschoenen.
'Wat wil je hier dan alleen doen?
Het meisje trok haar schouders op.
'Gewoon.'
'Wat bedoel je?'
'Nou ja, ik heb hier toch mijn schrijfschriften, mijn boeken, de computer, mijn bed, weet ik veel allemaal.'
'Daar in Oostenrijk heb ik niets. Helemaal niets.'

Ze pauzeerde even en rolde onhandig een shagje. Het puntje van haar tong stak naar buiten.
Ze praatte met heftige handgebaren verder over de reis naar Oostenrijk. Haar armbanden en haar halskettingen rinkelden daarbij. Dat ze geen zin had om zo lang in de auto te zitten. Ze op skiles moest, maar vast de aller-slechtste van het klasje zou zijn. Niemand van die kakkers daar wilde uitgaan met een Gothic. Ze bovendien geen zin had in die eeuwige ruzies met haar ouders en haar broertjes. Het eten in het hotel lustte ze trouwens ook niet.
Na een monoloog van vijf minuten stopte Isabel. Ze gaapte en rekte zich uit. Met haar mouw veegde ze haar snotterbel weg. Bij het verlaten van de kamer zei ze nog:
'De jongen wil naar bed.'

Dit verhaal stuurde ik naar de doorlopende wedstrijd van Woordenstroom. Elke twee maanden kun je daarvoor inzenden. Al vijf keer kreeg ik van hen een eervolle vermelding. In de maanden maart/april 2008 won ik de wedstrijd. De prijs is een beoordeling van de schrijver Gerard Klappers. Ook is het verhaal op de site van Woordenstroom gepubliceert en komt het in haar blad.

De beoordeling van Gerard Klappers komt ook op de site, maar pas in juni 2008. Zelf heb ik die al gekregen. De eerste en laatste alinea luiden: 'In dit verhaal is er volgens mij niets wat niet goed is. Ik moest het verhaal weliswaar twee keer lezen voordat alles op z’n plaats viel maar als het dan ook echt klopt maakt het dat alleen maar sterk. (...) Conclusie: Een prima verhaal, binnen de grenzen van zo’n kort verhaal. Hilda Knol had er wat mij betreft gerust wat meer ruimte voor mogen nemen om wat meer facetten van Isabel te belichten en het verhaal wat meer uit het anekdotische te halen maar daar is het natuurlijk nooit te laat voor. En of het verhaal daar uiteindelijk beter of slechter van zal worden zal moeten blijken. Die keuze laat ik graag en vol vertrouwen aan schrijfster zelf over.'

Zie ook: Woordenstroom en de site van: Gerard Klappers.


Hieronder een foto van Gerard Klappers (1967). In 1994 kwam van hem het reisboek 'Een andere wereld' uit. In 2005 en 2008 verschenen zijn romans 'Woekeren' en 'Eliminatie'. Hij woont in Arnhem en is psychiatrisch verpleegkundige.

woensdag 2 april 2008

Motorsporen

De ergste pijn om onze scheiding was gesleten. De kwaadheid dat Jikke me verliet was grotendeels voorbij. En de opluchting om een tijd alleen te zijn had plaats gemaakt voor verlangen naar gezelschap. Haar gezelschap? Benieuwd was ik wel, of ik het aan kon om haar weer te zien. Met mijn vrienden, die ik lange tijd verwaarloosd had, wilde ik eerst wat afspreken. Vooral om vertrouwen te winnen. Ik voelde me als een marmot die na een lange winterslaap uit zijn holletje kroop; hongerig en hunkerend naar de eerste warme lentedagen.

‘Waarom wil je haar weer zien?’ vroeg Manou, met wie ik op een terras afsprak. We zaten achter een glazen scherm, onze winterjas hielden we aan. Mijn voeten, gehuld in witte gympen, legde ik op de rand van een plantenbak met tulpen.
‘Gewoon nieuwsgierig,’ antwoordde ik schouderophalend.
‘Of wil je haar terug?’
Als een gestoken wesp zei ik dat het me daar niet om ging. Manou begon hard te lachen.
‘Daar geloof ik dus helemaal niets van. Wat wil je dan, iets bewijzen?’
Ik schrok, zoals wel vaker legde Manou de vinger op de zere plek. Ik wilde inderdaad iets bewijzen. Dat ik sterk was en ondernemend. Dus niet die saaie grijze muis, waar ze me vaak voor had uitgemaakt.
‘Laat haar toch lopen,’vervolgde ze, jij bent jij en daar is niets mis mee.’
Omstandig legde ze uit dat vriendschap met exen niet werkte. Zelf zag ze geen van haar voormalige geliefden meer, dat was een principekwestie. Elke ex liet ze de revue passeren, waarom het uit was gegaan en hoe ze tevergeefs had geprobeerd het contact te herstellen.
‘Uit is uit,’ besloot ze haar betoog terwijl ze opstond, ‘we bellen.’

De laatste keer dat ik Jikke zag was in haar keuken. Ze droeg een blauwe ochtendjas, haar lange kastanjebruine haar zat in de war. Met driftige gebaren zette ze koffie. Die nacht had ik op de bank doorgebracht na weer een ruzie over onze eeuwige twistpunten. Zij wilde het liefst nu meteen naar Nieuw-Zeeland, ik geld sparen voor later. Zij wilde feesten, ik een flim kijken op de bank.
‘Je kunt nog een bak koffie krijgen, maar dan wil ik dat je gaat,’ zei ze tegen mij, terwijl ze tegen de deurpost leunde en een sigaret opstak. Haar vingers, met de roodgelakte nagels, trilden. Ik weet niet wat me bezielde, maar ik zakte door mijn knieën, omklemde haar benen en als een klein kind smeekte ik haar het nog eens met mij te proberen. Jikke duwde mij van zich af. Dit beeld had zich in mijn hoofd vastgezet. Een diep spoor getrokken door mijn ziel. Ik wilde het wegvegen, uitwissen. Haar laten zien dat ik ook sterk kon zijn en ondernemend. Ik ging plannen maken; een tropische vakantie boeken, trainen voor een strak lijf, een nieuwe garderobe aanschaffen. Het grijze-muizen-tijdperk was voorbij.

Een week later sprak ik met Manou in het vrouwencafé af. Aan de bar bestelde ik koffie.
‘En wat als Jikke een nieuwe vriendin heeft?,’ vroeg ze aan mij, terwijl ze een viltje in kleine stukjes scheurde.
‘Ik wil haar niet terug, ik kan dat wel aan,’ antwoordde ik zonder haar aan te kijken.
‘Echt?’
‘Ja, maar ik denk niet dat Jikke…’
‘Natuurlijk heeft ze wel een nieuwe vriendin,’ onderbrak ze me, ‘je weet toch hoe ze is?’
‘Maar waarom heeft niemand…,’ begon ik te vragen. Manou onderbrak me opnieuw, haar armen stak ze theatraal omhoog, ‘hoe hadden we je het dat dan móeten vertellen?’
Ze herinnerde me eraan dat ik mezelf maandenlang opgesloten had in mijn eigen huis. De telefoonstekker trok ik eruit. Ook nu vroeg ik niet door. De naam van Jikke’s nieuwe vriendin wilde ik niet horen. Nog niet. Manou vertelde hoe zij met liefdesverdriet om was gegaan in het verleden; uitgaan, mensen ontmoeten en veel goedkope rode wijn. Ik luisterde maar half naar wat ze zei. Ik dacht na hoe ik Jikke onder ogen kon komen. Vijf kilo lichter, dat stond al vast, maar verder?

Het gebrul van een motor stoorde mij in mijn overpeinzingen. Geërgerd keek ik hoe de motorrijder pal voor het vrouwencafé parkeerde en afstapte. Langzaam trok hij zijn handschoenen uit en deed zijn helm af. Een paar keer schudde hij met zijn hoofd heen en weer. Een bos prachtige blonde lange haren viel over de rug en smalle schouders van zijn zwartleren pak.
‘Wow,’ zei Manou, ‘ik dacht dat het een vent was’.
‘Ik ook,’ zei ik.
Het was even stil in het kleine café. Alle ogen waren gericht op de stoere vrouw, die haar motorjas uittrok en met een hese stem een biertje bestelde. Iemand floot onderdrukt.
‘Lekker ding,’ fluisterde ik tegen Manou. De vrouw in het motorpak vond ik ongelofelijk sexy. In zo’n pak zou ik me ook een begerenswaardige vrouw voelen. Ik zuchtte terwijl ik naar mijn buik keek, die over mijn broek heen lubberde. Rondrijden op zo’n monster leek mij riskant, maar misschien was het wel de ultieme vorm van het beleven van vrijheid. Ik herinnerde me plotseling dat Jikke ook gecharmeerd was van motoren. Dat ik daar niet eerder aan gedacht had… Als we samen een fietstochtje maakten en op ons favoriete terras aan de rivier neerstreken, keek ze bewonderend naar de motoren die daar geparkeerd stonden.
‘Ik wil wel eens achterop,’ zei ze dan.
Terwijl Manou naar het toilet ging, bestelde ik aan de bar twee wijntjes. Op een van de krukken was de motorrijdster gaan zitten. Overmoedig knipoogde ik naar haar. Ik zag dat de vrouw een kleine tatoeage op haar linker bovenarm droeg in de vorm van een rennend luipaard.
‘Mooie fiets,’ zei ik tegen haar.
‘Ja, hè, echt een beauty, mijn Harley, antwoordde ze, ‘daar heb ik heel wat uurtjes poetswerk in zitten.’

Thuis zocht ik in het telefoonboek naar motorrijscholen. Een stuk of zes belde ik op. De laatste uit het rijtje was van een man met een diepe bromstem. Hij vertelde me dat vrouwen gemiddeld 25 lessen nodig hadden om het rijbewijs te halen. Ik maakte meteen een sommetje. Als ik drie lessen per week nam, zou ik over een week of acht examen kunnen doen.
‘Ik maak het mooi met je,’zei hij, ’25 lessen en examengarantie voor maar 1200 euro. Dan rijd je nog voor de zomer motor.’
‘Deal,’ riep ik enthousiast.

De instructrice herkende ik meteen. Het was de lange, blonde vrouw die zoveel indruk had gemaakt in het vrouwencafé. Ze gaf me een stevige hand en stelde zich voor:
‘Hallo, ik ben Joyce.’
In de eerste vijf lessen ging ik met sprongen vooruit. Reed ik de eerste les alleen nog maar rondjes over een parkeerplaats, de vijfde les mocht ik al met een gangetje van 80 kilometer per uur over een provinciale weg rijden. Het lukte me wonderwel het snelle monster tussen mijn benen in bedwang te houden. Het werd tijd me eens te oriënteren bij een motorzaak.

Liefde op het eerste gezicht, anders kan ik het niet omschrijven, toen ik de Honda Nighthawk 650 cc voor het eerst in een hoekje van de showroom zag staan. Prachtig donkerrood was ze, het motorblok blonk en in de chromen uitlaat weerkaatste de binnenvallende zonnestralen. De zitting met buddy seat was van glimmend zwart leer. Ik ging er even opzitten. Mijn beide voeten zette ik op de grond. De deur van de motorzaak zwaaide open. Een vlaag warme lentewind streelde mijn lijf. Ik sloot even mijn ogen. Het was alsof Jikke al bij mij achterop zat. Haar armen stevig om mijn lijf geslagen. Met haar dijen omklemde ze mijn bovenbenen en haar zachte borsten voelde ik in mijn rug. De verkoper wilde hem wel een paar weken voor mij wegzetten, totdat ik het rijbewijs zou hebben gehaald. Ook kocht ik alvast een leren pak, zwart, met een donkerrode bies aan de zijkant. Het pak was een maat te klein. Thuis hing ik hem aan mijn klerenkast. Elke keer als ik zwetend thuiskwam van een rondje hardlopen streelde ik liefkozend het stugge leer.

Na de zesde les knikte Joyce goedkeurend.
‘Volgend week beginnen we maar eens met de bijzondere verrichtingen,’ zei zij.
Snelle slalom, langzame slalom, uitwijken, noodstop, wegrijden uit een parkeervak, een achtje rijden, allerlei circusacts moest ik leren. Het ging opeens helemaal niet meer. De motor sloeg telkens af en bij het maken van een bochtje naar rechts viel ik met motor en al om. Jankend zat ik op het asfalt. Joyce probeerde me moed in te spreken. In het kantoortje van de rijschool vertelde ze me, dat in de drie jaar dat ze les gaf, al haar leerlingen waren geslaagd. De helft hiervan was vrouw en minstens de helft van de vrouwen lesbo, voegde ze er lachend aan toe.
‘Kijk maar eens op de site van de vrouwenmotorclub Dykes on bikes,’ zei ze terwijl ze me een tikje tegen mijn schouder gaf.
‘Ja daar zou ik ook bij willen,’ vertrouwde ik haar toe, ‘met een mooie vrouw achterop een lange rit maken.’
‘Heb je een vriendin?’
‘Nee, maar mijn ex, Jikke, wil vast wel,’ liet ik mezelf ontvallen.
‘Oh,’ was alleen maar haar reactie. Abrupt draaide ze zich om.
‘Mijn volgende leerling wacht.’

Met het beeld van de glorieuze tocht naar Jikke’s huis voortdurend in mijn gedachten, haalde ik uiteindelijk toch aan het eind van de zomer mijn rijbewijs. De motor, waar ik een optie op had, was door de motorzaak allang doorverkocht. Gelukkig vond in een andere zaak precies eenzelfde donkerrode Honda Nighthawk, een oudje uit 1984 met maar 40.000 kilometer op de teller. De volgende dag kon ik hem al ophalen. Met moeite wurmde ik mij thuis in het pak. Het paste nog amper, maar volgens de verkoper hoorde motorkleding zo strak te zitten. Om vertrouwd met de motor te worden, reed ik die week elke avond een flinke tocht. Daarna kon het moment suprême aanbreken.

Met het zweet in mijn handen was het moeilijk om mijn motorhandschoenen aan te trekken. Al bij de eerste bocht vanaf mijn huis, sloeg de motor af. Met moeite kreeg ik hem weer aan de praat. Bijna had ik de motor verzopen. In de straat waar Jikke woonde, was het rustig. Voor haar huis stond geen auto geparkeerd. Ik gaf wat extra gas, liet de motor brullen en stopte toen voor nummer negen. Ik deed mijn helm af, schudde mijn hoofd heen en weer en fatsoeneerde mijn haren, waarbij ik een snelle blik in de rechter spiegel van de motor wierp. De rits van mijn motorjas deed ik een stuk open. Mijn jukbeenderen waren nu mooi zichtbaar. Ik rechtte mijn rug en liep toen met grote passen naar haar voordeur. Mijn borsten prijkten trots vooruit, mijn buik zag je zo nog nauwelijks. Niet lang nadat ik had aangebeld, zwaaide de deur open. De brunette die in de deuropening stond was Jikke niet.

‘Wat doe jij hier,’ riepen Manou en ik tegelijk uit.
‘Ik had toch gezet dat Jikke een ander had.’
‘Ja, maar niet dat jij dat was,’ antwoordde ik woest en keerde me resoluut om. Hoe kon ze dit voor mij verzwijgen? Ik had haar nota bene in vertrouwen genomen over mijn gevoelens.
‘Ik zal Jikke zeggen dat je geweest bent,’ riep ze me nog na en ‘staat je goed dat pak,’ maar ik veinsde dat ik het niet meer hoorde. Mijn helm had ik alweer opgezet en zo snel ik kon reed ik de straat uit. Opnieuw gaf ik wat extra gas, de motor gromde als een getergd roofdier. Vlak voor de bocht stak een oude vrouw over. Ternauwernood kon ik haar nog ontwijken. Een zwart remspoor liet ik daarbij achter. Ik voelde de koude wind in mijn hals. Mijn sjaal moest ik bij Jikke’s huis verloren hebben.

Thuis dacht ik na over mijn reactie. Ik wist toch dat Jikke een vriendin had, waarom was ik daar dan toch zo van slag van? Omdat het Manou was? Ze had niet tegen me gelogen, maar zoiets verzwijgen, dat deed pijn. Op de nummermelder van mijn mobiel zag ik dat ze me een paar keer had gebeld. Ik nam niet op. Tot mijn teleurstelling liet Jikke niets van zich horen. Een week later ging de bel. Ik opende de deur en gooide die meteen weer dicht. De bezoeker gaf niet op en propte een sjaal door de brievenbus. Het was mijn motorsjaal. Ik trok eraan, maar degene die aan de andere kant van de deur stond, ook. Uiteindelijk moest ik loslaten en opende ik kwaad de deur opnieuw.
‘Waarom verzweeg je het voor mij?’, vroeg ik. Mijn beide armen had ik in mijn zij gezet.
‘Had je het willen weten dan?’
Als twee viswijven stonden we tegenover elkaar te schreeuwen.
Ik was even stil, legde mijn hoofd tegen de deurpost. Zoals zo vaak had ze het bij het rechte eind.
‘Kom, pak je motorfiets, ik wil wél achterop,’ zei ze toen.

Op het terras van het vrouwencafé ratelde Manou aan een stuk door. Dat Jikke definitief bij haar weg was en ze ook niet meer samen aan de Sparrenlaan woonden. De voortdurende ruzies was ze spuugzat
‘Waar gingen die dan over?’ onderbrak ik haar.
‘Over geld, vakanties, andere vrouwen, je kent het wel.’
Ze begreep niet dat ik haar weer wilde zien.
‘Je hebt eerder reden om boos te worden, alles bij haar kort en klein te slaan.’
‘Wel nee,’ zei ik en zakte onderuit op mijn stoel, ‘ik wil alleen rehabilitatie.

Een week lang raakte ik de motor niet aan. Op een warme herfstochtend hees ik me toch nog een keer in het motorpak. In een rustig tempo reed ik naar de Sparrenlaan. Onderweg probeerde ik te beredeneren waarom Jikke niets van zich had laten horen na mijn bezoek. Waarschijnlijk was ze verdrietig omdat het net uit was met Manou. Logisch dat ze niet meer aan mij gedacht had. Ik wilde het daarom nog een keer proberen. De parkeerplaatsen voor het huis van Jikke waren allemaal bezet. Brutaal reed ik over een stuk gras in de richting van het trottoir. Het gras was zachter dan ik had verwacht en ik voelde dat de motor licht naar rechts slipte. Terwijl ik haar op de stoep parkeerde, zag in het gras motorsporen van ongeveer tien centimeter diep. Ze keken me verwijtend aan en ik voelde me een indringer. De gordijnen waren gesloten, maar ik belde toch aan. Bijna wilde ik al weglopen, toen toch nog de deur open ging. Een vrouw in een blauwe ochtendjas keek mij aan. Dit keer was ze het wel.

‘Sorry,’ zei Jikke, ‘ik weet niet of dit een goed idee is’. Ze sloot de deur en liet mij alleen buiten staan. Het was mij nu overduidelijk dat ze geen contact meer wilde, het interesseerde haar blijkbaar geen ene moer dat ik veranderd was. Het had geen zin haar met mijn nieuwe-ik en mijn mooie Honda te imponeren. Eerherstel kon ik op mijn buik schrijven. Eigenlijk was ze gewoon een ongevoelige bitch. Manou had gelijk, ik zou eens boos moeten worden. De motorfiets had ik nu niet meer nodig. Voor de helft van het geld waarvoor ik de motor gekocht had, verkocht ik hem weer terug aan de motorzaak.

Begin oktober was het nog steeds heel warm voor de tijd van het jaar. Manou zat tegenover mij. De deur van het vrouwencafé zwaaide open. Onwillekeurig keek ik naar wie er binnenkwamen. Ik verslikte me in de rode wijn, waarvan ik net een slok wilde nemen. Alleen mijn luide hoesten was hoorbaar in het café. Zodra ik tot bedaren was gekomen staarde ik, net als alle andere vrouwen om mij heen, naar de twee prachtige vrouwen in motorpak, die hun jassen uittrokken. Onder de helm van de ene kwam een grote bos blond haar te voorschijn. Er ging een schok door mij heen. Daar stond Joyce, mijn motorinstructrice. De andere vrouw had ook lang haar, maar dan kastanjebruin van kleur. Het was nu meer dan een jaar geleden dat ik haar voor het laatst zag.

Zonder Jikke een blik waardig te gunnen, liep ik het café uit. Buiten zag ik de Harley van 1000 cc staan. Onweerstaanbaar schitterde hij in de zon. Ik legde mijn hand even op de benzinetank. De warmte drong door tot in mijn handpalm. Het chroom van de uitlaat weerkaatste de herfstzon wel vijfvoudig in het kleine diamantje van mijn ring, die ik aan mijn vinger droeg. Daarmee maakte ik langzaam een lange rechte kras vanaf de tank, via de leren bekleding van de zitting tot aan het uiteinde van de lange chromen uitlaat. Terwijl ik de straat uitliep, keek ik nog even over mijn schouder naar het mooie spoor dat ik achtergelaten had.

Dit verhaal staat in de bundel De tangosalon en andere verhalen over vrouwenliefde. De bundel verscheen eind april 2008. In een persbericht schreef de uitgever:

PERSBERICHT

Een undercover journaliste, een speeddatende dierenartsassistente, een blinde museumbezoekster, een tangominnende fotografe en het meisje van de slagerij: zo’n bont gezelschap vind je alleen in een verhalenbundel. Hoe sterk ze ook van elkaar verschillen, één ding hebben de hoofdpersonen in deze bundel gemeen: ze zijn allemaal lesbisch en maken daar geen enkel probleem van. ‘De tangosalon en andere verhalen over vrouwenliefde’ bevat negentien meeslepende, hilarische, korte, lange, mooie, boeiende, spannende, vrolijke, ontroerende, amusante, erotische, sterke, vertederende, herkenbare, maar bovenal lesbische verhalen. Geschreven door bekende schrijfsters en aanstormend talent van Nederlandse en Belgische bodem.

De auteurs:
Esther Bremer, Anja de Crom, Marijke van Dijk, Ingrid van Es, Pia Fraus, Connie van Gils, Edith Eri Louw, Adriënne Nijssen, Johanna M. Pas, Kaat Roozal en Saskia E. Wieringa.

Aanstormend talent: Hilda Knol, Lysan van Winden, Natasja Kraijer, Ellen Zandink en Rianne Witte.



Boekpresentatie

Zaterdag 26 april 2008

De officiële presentatie van De tangosalon en andere verhalen over vrouwenliefde vindt plaats bij Boekhandel Savannah Bay in Utrecht, op 26 april om 17.00 uur. Je bent van harte uitgenodigd om de presentatie bij te wonen. Een aantal auteurs zullen voorlezen uit de bundel. Daarnaast zal er een live optreden zijn. Uiteraard zijn de auteurs bereid om na afloop je pas aangeschafte boek te signeren.

‘De tangosalon en andere verhalen over vrouwenliefde’
ISBN 978 90 79556 01 4
NUR 303, Verhalenbundel
192 pagina’s, prijs € 14,95
Verkrijgbaar (via Centraal Boekhuis) vanaf 25 april 2008


Voorlezen tijdens de boekpresentatie


Met alle auteurs op de foto voor boekwinkel Savannah Bay in Utrecht
Bron foto's: Vera, zie ook meer foto's

Zie ook: www.la-vita.nl