woensdag 10 oktober 2007

Niet glimlachen

‘Women are obliged to wear a headscarf’, zei ik tegen mijn vriendin Anne en ik wees haar een bordje aan dat voor in het vliegtuig hing. ‘Ja schat, morgen als we landen’, antwoordde ze gapend, terwijl ze haar hoofd tegen mijn schouder legde. Ik besloot ook te gaan slapen, maar voelde eerst nog even aan mijn baard en in mijn kruis. Ik zuchtte tevreden, alles zat goed op zijn plaats. Vlak voordat ik in slaap viel hoorde ik nog flarden van de uitleg van de stewardess over de noodlanding. Tijdens de vlucht droomde ik onrustig, dat ik ontmaskerd werd door soldaten en in een smerige gevangenis belandde. De politieagent had een stoppelbaard en donkere ogen met grote pupillen. Hij snauwde iets in het Farsi tegen onze taxichauffeur en maakte een ongeduldige beweging met zijn hand. De chauffeur draaide het raampje open. De agent bukte voorover en keek naar ons op de achterbank. Ik rook een mengeling van autogassen en zweet. ‘Passports please’, vertaalde de taxichauffeur voor ons. Ik reikte de agent de reisdocumenten aan. Die van Anne gaf hij meteen aan haar terug, die ze met neergeslagen blik aanpakte. De ogen van de agent gingen een paar keer op en neer van het paspoort van mijn broer naar mijn gezicht. Ik bleef hem strak aankijken. Vervolgens deed hij een stap achteruit en worp zijn hoofd naar links. De chauffeur reed door. Ik maakte de knoop van mijn stropdas rond mijn nek wat losser. De chauffeur keek in zijn achteruitkijkspiegel en deed zijn autogordel af. ‘Married?’ ’Yes sir’, antwoordde ik. Het was geen leugen. ’Follow him.’ Een jongen van een jaar of zestien droeg onze koffers en ging ons voor naar de lift. Voor onze kamer drukte ik hem een biljet van 1000 Rial in zijn handen. De deur liet ik met een bons dichtvallen. Ik pakte Anne bij haar middel vast, wierp haar op het bed en zoende haar hartstochtelijk op haar mond. ’Wacht’, zei ze, terwijl ze mij van zich afduwde en naar de deur liep. Met twee slagen draaide ze de deur op slot. Daarna rolde ze mij op mijn rug en knoopte mijn overhemd open. Voorzichtig haalde ze de veiligheidsspelden uit de strakke witte doek, die ik om mijn borsten droeg. Niet glimlachen, wijdbeens zitten, veel over jezelf praten. Maar vooral niet glimlachen, mannen glimlachen nooit! Ik herinnerde me de tips van de cursusleidster nog goed, maar twijfelde of ik ze hier in Iran ook kon gebruiken. De kledingadviezen wellicht wel. We hezen ons in mannenpakken en plakten bij elkaar snorren en baarden op. Met een bezoek aan een Amsterdams café sloten we de eendaagse opleiding Dragking af. Een mooie blonde vrouw bood ik daar een drankje aan. Ze glimlachte en vroeg me aan het eind van de avond of ik met haar mee naar huis ging. Thuis zei Anne tegen me dat ik geslaagd was voor het mannenexamen. Een gele taxi stopte nadat ik mijn hand had opgeheven. ‘Masjed-e Jomeh, please’, zei ik tegen de chauffeur. ‘You again? From Holland?’, vroeg hij. Dezelfde taxichauffeur als op de eerste dag stopte en reed ons naar de Vrijdagmoskee. Net als de dag ervoor was hij heel spraakzaam en etaleerde zijn kennis over Nederland. ‘Ajax Amsterdam, your champion.’ Bij het uitstappen gaf de man me een kaartje met zijn telefoonnummer erop. ‘Please visit me and my family.’ Op de terugweg namen we de bus. Voorin zaten de mannen, achterin was het zwart van de vrouwen. Ik ging ergens in het midden naast Anne zitten. In een reisgids had ik gelezen dat echtparen wel naast elkaar mochten zitten. ‘Heb je die stenen gezien, zo blauw als de hemel?’ ‘En die mozaïeken, die zevenhoeken in de koepels?’, vroeg ze mij. ‘Jawel’, antwoordde ik, maar ik loog. Als man mocht ik meer ruimtes bekijken dan Anne, maar de details waren niet tot me doorgedrongen. Ik was vooral op mijn hoede geweest voor de priemende ogen van de bewakers, die ik op elke hoek zag staan met hun grote geweren over hun schouders. ‘Morgen bel ik Achmed’, zei Anne. Felle ruzies hadden we voor ons vertrek naar Iran. ‘Wat wil je bewijzen?’, vroeg Anne me. ‘Niets’, zei ik, ‘Ik wil niet zo’n burka dragen. Ik wil vrij zijn. Zonder begeleiding van een man mag je daar niet eens alleen de straat op.’ ‘En als het ontdekt wordt, wat dan?’ Daarop wist ik ook niet precies het antwoord. Anne dacht een gevangenisstraf of nog veel erger. Het huis van Achmed was gevuld met tientallen mensen. Ik schudde de hand van een kleine rimpelige vrouw, zijn moeder, die jarig was. Daarna troonde hij mij mee naar een kamer met alleen maar mannen. Het was er blauw van de rook. Anne bleef achter in de ruimte bij de moeder en de andere vrouwen. Jonge meisjes brachten de ene na de andere lekkernij binnen. Ik at kebab en dronk van een vruchtensap, die naar kiwi smaakte. Achmed stopte me een blikje in de hand. Hij legde zijn vinger op zijn mond en maakte een sissend geluid. Op het blikje stond in Russische letters: водка. Plotseling voelde ik een handschoen op mijn schouder. Ik moest mijn paspoort laten zien aan de militair die was binnengekomen. Uit zijn handgebaren maakte ik op dat hij mij wilde fouilleren. Langs mijn been voelde ik een warme straal naar beneden sijpelen. Ik dankte Allah, dat hij niets vond bij mij en ook niet bij de andere mannen die daarna aan de beurt waren. ‘Relax, just a control’, zei Achmed schouderophalend toen hij vertrok. De wodka kwam weer te voorschijn en de ruimte vulde zich opnieuw met rook en gesprekken alsof er niets gebeurd was. Anne straalde toen Achmed ons laat op de avond terugbracht naar het hotel. ‘We hebben gedanst’, vertelde ze. ‘Alle vrouwen trokken hun burka’s uit. Ze zongen en klapten in hun handen. En ze lieten me al hun prachtige kleurige jurken passen.’ ‘En jij?’, besloot ze na een lange monoloog. ‘Ik was vooral bang’, zei ik eerlijk. Dit en bovenstaand verhaal heb ik ingezonden naar de schrijfwedstrijd van de Gelderse Schrijvers Kring (GSK) in Rheden. Bijna de helft van alle inzendingen (141) wordt in een bundel geplaatst, die wordt uitgegeven door Kontrast in Oosterbeek. Het thema van deze wedstrijd was: 'Het geheim van de reiziger: Buiten je eigen grenzen treden'. Vijf prozaschrijvers en vijf poezieschrijvers werden genomineerd. Zij mochten op 3 november 2007 tijdens een literaire avond in Velp voorlezen. Een van hen won de publieksprijs van 100 euro. Zie ook: www.uitgeverijkontrast.nl.
In 2019 heeft dit verhaal ook nog in het Hollands Maandblad gestaan.

1 opmerking:

Anoniem zei

zeer interessant, bedankt