zondag 28 november 2010

Boeten

Als Jasper had kunnen kiezen was hij een vis geweest. Het liefst een haring, zwemmend in een school. Daar is geen leider. Bij een onwillekeurige beweging van één vis, volgen alle anderen als vanzelf. Synchroon zwemmen onder water. Moeiteloos zwemmen ze in het rond, de kleinsten zelfs door de mazen van een vissersnet. Soms wenste Jasper dat hij een walvis was. Met een machtige zwiep van zijn staart zou hij een vissersboot meters ver weg over de golven kunnen gooien. Maar Jasper was geen vis, nee, hij was een visser.

Aanstoot & Kleinzoon stond met gouden letters op het zwarte bord. Onhandig vouwde Jasper het laken op, dat hij eraf had getrokken. Hij keek naar de luid applaudisserende mensen die in een kring op de kade stonden en probeerde te lachen. Dat lukte beter toen hij zijn blik langs hen heen liet glijden. Achter de mensen wapperden vlaggetjes die tussen twee lantaarnpalen waren gespannen. Het IJsselmeer was gevuld met witte stipjes. Vanuit het westen voeren de vissersboten de haven binnen. Ze gingen hun vangst aan wal brengen; vette aal uit de schietfuiken. Boven hen cirkelden krijsende meeuwen.
‘Gefeliciteerd jongen,’ Jaspers’ grootvader gaf hem een klap op zijn schouder, ‘nu je 18 bent, word je mijn compagnon.’ De oude visser hief zijn glas en alle mensen zongen Happy Birthday. Jasper slikte, zijn keel was droog. Hij dacht aan de vissen op de bodem van de boot, die met hun bekken wijd open naar adem hapten.
Zijn grootvader glimlachte zijn scheve glimlach. Verlegenheid had Jasper van hem geërfd, maar ook zijn liefde voor het IJsselmeer. Morgenvroeg zouden ze samen weer gaan vissen.

De oude Aanstoot laveerde de vissersboot om zes uur ’s ochtends de haven uit in de richting van de fuiken. Jasper hield van dit moment. Leunend op de reling van de achtersteven keek hij naar de kustlijn die steeds breder werd. Het water zag hij beneden zich opborrelen. Door naar de golven te staren kon hij de tijd langer laten duren. En zo het tijdstip uitstellen dat zijn grootvader de motor stil zou zetten en ging zeggen: ‘Kom.’ Met zijn hoofd maakte hij dan een beweging naar achteren.
Zwijgend haalde Jasper de fuiken in. Zijn grootvader leegde ze. Jasper zette ze weer terug in het water. Van deze taakverdeling weken de mannen nooit af. Jaspers’ grootvader hoestte en met zijn hand op zijn borst zei hij: ‘De volgende keer, dan …’ Een nieuwe hoestbui weerhield hem ervan zijn zin af te maken. Jasper keek hem niet aan, maar richtte zijn blik weer op het water. Hij hoorde hoe achter hem de alen door elkaar heen kronkelden, als een onderdrukt applaus.

‘Ik ga de netten boeten,’ zei Jasper na de hutspot die hij samen met zijn grootouders had gegeten. Uit de stoel van zijn grootvader klonk een instemmend gebrom: ‘Mijn reumatiek, anders…’
‘Al goed opa,’ zei Jasper tegen de deur die hij achter zich dichttrok en zachter: ‘ik moet boeten, mijn vingers laten bloeden.’

‘Ben zwemmen,’ zei Jasper toen hij klaar was met zijn werk.
‘Drink niet teveel jongen,’ antwoordde zijn grootvader zonder van zijn krant op te kijken.
‘Ik ga zwemmen.’
‘Vissers zwemmen niet.’
Met een handdoek om zijn nek slenterde Jasper over de boulevard. Op de pier legde hij zijn kleren neer en sprong in het water. Hij voelde een paar vissen langs zijn benen glijden. Dat gevoel joeg een siddering door zijn lijf. Als het visseizoen voorbij is leer ik duiken in de Middellandse zee, dacht hij. Het begon al te schemeren, toen Jasper het water uitkwam. Bij een strandtent zag hij een paar jonge collega-vissers.
‘Op Aanstoot junior,’ proostte er een, ‘de vierde generatie!’
Jasper dronk een biertje met hen mee. En nog een en nog een. Pas toen hij zeker wist dat zijn grootouders sliepen, keerde hij terug naar huis.

De volgende dag haalde Jasper de fuiken in, zijn grootvader leegde ze en Jasper zette ze weer terug. ‘Wist je dat er nog maar dertig IJsselmeervissers zijn,’ zei zijn grootvader toen ze de haven binnenvoeren.
‘Jawel’
‘Wees er maar fier op.’
‘Lijk ik op mijn vader?’ vroeg Jasper.
Zijn grootvader keek hem lang aan en plukte aan zijn baard. ‘Ja wel wat’.
‘Ben ik dan wel geschikt om uw compagnon te zijn?’
‘Ja, want je lijkt ook op mij.’
Die avond was Jasper vroeg klaar met boeten.
‘Ben zwemmen,’ zei hij.
Hij zwom door een school vissen heen en benijdde ze.

Jasper kon de kust na een halve zeemijl al niet meer zien. Het was de laatste dag van het visseizoen. De krijsende meeuwen klonken gedempt. Een plons is het water ook. Jasper stond nog op de achtersteven, hij hoorde zijn opa roepen. Of was het een schreeuw? Jasper vermoedde dat hij de fuik al aan het inhalen was. ‘Verdorie, dat is mijn taak,’ zei hij hardop. Toen hij zijn opa niet meer zag staan, sprong hij overboord. Onder water was het ook mistig. Hij vond zijn opa na ongeveer een minuut, de langste van zijn leven. De fuik hield de oude visser nog in zijn handen geklemd. Jasper trok hem uit zijn handen, waarbij het net scheurde en de alen ontsnapten. Zijn grootvader redde hij uit het water en legde hem met zijn rug op de bodem van de boot. Hij begon meteen met reanimeren. Alleen als hij het overleeft, kan ik het hem vertellen dacht Jasper, dan heb ik genoeg boete gedaan. Een stroom water kwam uit de mond van Aanstoot, zoals een fontein bij een walvis.
‘Waar is de aal?’ vroeg hij proestend.
‘Je bent bijna verdronken ,’ antwoordde Jasper en hij schudde zijn hoofd.
Zwijgend voer hij de boot terug naar de haven.

Thuis kroop zijn grootvader meteen in bed. De huisarts kwam en luisterde naar zijn longen.
‘Kon hij niet zwemmen?’ vroeg hij aan Jasper.
‘Nee, hij is een visser.’
‘En jij bent zijn opvolger?’
Jasper antwoordde niet. Grootvader hoestte.
‘Misschien beter van niet dokter,’ klonk het vanuit het bed.
‘Anders was ik nu verdronken, net zoals Jaspers’ vader destijds.’

Het verhaal Boeten schreef ik voor de wedstrijd van de Gelderse Schrijverskring (GSK) uit Rheden. Het thema was: Dieren. Van de 150 inzendingen kwam voor iets minder dan de helft het verhaal of gedicht in een bundel. Hiervan werden vijf verhalen en vijf gedichten genomineerd. Ook mijn verhaal behoorde hiertoe. Op zaterdag 27 november 2010 mochten wij onze bijdrage voorlezen. Het publiek koos een poezie- en prozawinnaar. Ik won helaas niet. De jury maakte de nummers twee tot en met vijf niet bekend. Voor meer info, zie: www.degsk.nl en voor de uitgever van de bundel: www.uitgeverijkontrast.nl

Cover bundel