donderdag 28 mei 2009

IJskoorts

De vrouw haalde Arjan in. Ze droeg een blauw schaatspak en een rode muts met op de kruin een pompoen, die op en neer danste. Arjan keek bewonderend hoe ze bij hem vandaan schaatste. Met haar gespierde benen maakte ze krachtige slagen, haar armen losjes op haar rug. Hij liet haar gaan. Pas toen ze nog maar een klein blauw stipje was, verhoogde hij zijn tempo. Nu!
Hij gooide zijn armen los en zette de achtervolging in.
In gedachten jutte hij zichzelf op; links, rechts, links, rechts.
Hij was de jager. Zij een hinde, zijn prooi. Halverwege het meer haalde hij haar weer bij. Zwaar ademend ging hij vlak achter haar rijden. Zijn hart ging als een razende tekeer en zijn benen trilden. Hij paste zijn tempo aan en met moeite lukte het hem om in haar spoor te blijven. Zijn ogen fixeerde hij op haar billen. Vlak voordat de schaatsers afbogen naar een smalle vaart hoorde Arjan achter hem het krassen van ijzers. Hij keek even over zijn schouder en zag dat drie mannen zich achter hem hadden aangesloten. Tevreden stelde hij vast dat hij in een sliert reed. Boven hem zag hij hoe ganzen zich in een waaier groepeerden. Zijn hart kwam weer tot bedaren. Een geluksgevoel stuiterde als een pingpongbal in zijn onderbuik.

De vaart werd nog smaller. Af en toe raakte Arjan met zijn schouders het wuivende riet langs de kant. Na een kilometer bogen de schaatsers met een scherpe bocht naar links. Even later draaiden ze het meer weer op. De wind hadden ze nu pal tegen. Arjan rechtte zijn rug. Nu zou hij haar inhalen. Met een paar korte prikslagen ging hij haar voorbij. De wind blies hem gemeen in zijn gezicht. Hij kromde weer zijn rug en zwoegend ging hij voort.
‘Lekker zo,’ riep ze.
Arjan voelde zich sterk en verhoogde zijn tempo. Telkens keek hij achterom of ze er nog was. Hij wilde haar zijn kracht laten zien, maar ze moest wel bij hem blijven. Nog wel. Hij was Sjoerd, zij Gretha. Of beter hij Henk, zij Elma. De drie mannen haakten af, maar de jonge vrouw bleef hem volgen. Zo nu en dan raakte zij met haar hand hem even aan als hij voor andere schaatsers moest afremmen. Het joeg een siddering door zijn lijf.

Na een kwartier deed Arjan er nog een schepje bovenop. Het zweet stond hem op de rug. De pijn in zijn knieën negerend, reed hij en een paar minuten zo hard hij kon. Pas toen hij haar schaatsen niet meer hoorde, keek hij achterom. Hij grijnsde, want hij had haar gelost. Nog even reed hij op volle kracht door en voelde zich superieur. Hij was blij dat er een kluunplaats opdook, want de pijn in zijn knieën was ondraaglijk geworden. Voordat hij de wal opklom, strikte hij zijn veters wat strakker. Tegelijk met haar stapte hij over het paarse tapijt een weg over.
‘Mooi ijs hè,’ probeerde hij een gesprek aan te knopen.
‘Ja, maar ik kon je niet meer bijbenen,’ antwoordde ze licht hijgend.
‘Ik pas mijn slag wel aan,’ zei hij gretig.
Kilometerslang reden ze samen over het kanaal. Zo nu en dan minderden ze vaart en praatten ze wat over andere schaatstochten.
‘Bij Kinderdijk, bij de molens, het was of ik in een schilderij reed.’
‘Bij Giethoorn, langs de rietmaaiers’.
‘Je zult maar niet van schaatsen houden,’ verzuchtte hij toen het een tijdje stil was. Hij moest aan Andrea denken, die schaatsen verafschuwde. Ze wist niet eens dat hij hier reed. Eén telefoontje vanmorgen was genoeg geweest om zich ziek te melden op kantoor en goedgehumeurd was hij naar de Kop van Overijssel gereden.
‘Ik word er helemaal lyrisch van,’ vertrouwde ze hem toe.
‘Het is een… gelukzaligheid,’ probeerde hij haar te overtroeven.
‘Hemels’.
‘Magie.’
‘Een idylle’
‘Nostalgie.’
‘Het is…’ begon Arjan, zoekend naar een nog treffender omschrijving, ‘als... ‘
‘Zeg maar, ijskoorts,’ zei ze lachend.
Zwijgend reden ze verder. Nu was zij het die aan kop ging. De zon verwarmde zijn gezicht. Alleen het knerpen van de ijzers over het ijs hoorde hij. Uren kon hij zo doorrijden. Het hiernamaals was begonnen.

Eerst raakte Arjan met zijn kin het ijs, daarna klapte hij tegen de wal. De scheur had hij niet gezien. De vrouw buitelde over hem heen. Arjan krabbelde snel op en hielp haar overeind.
‘Sorry,’ bracht hij moeizaam uit,‘gaat het?’
Door de kou kon hij zijn kaak nauwelijks bewegen.
‘Ja, hoor,’ zei ze, terwijl ze de sneeuw van haar jack afklopte,‘met jou ook?’.
‘Ja,’ loog hij.
Stram schaatste hij verder. De pijn in zijn knieën speelde weer op.
‘Oude voetbalblessure,’ zei hij wrijvend over zijn knie.
‘Het is niet ver meer,’ antwoordde ze, terwijl ze naar een kerktoren wees.
‘Ja,’ antwoordde Arjan en hij dacht koortsachtig na hoe hij zijn wintersprookje kon laten voortduren.
Ik bied haar wat te drinken aan, dacht hij. Warme chocolademelk met slagroom. Nee, glühwein is beter.
‘Wil je…,’ begon hij toen ze vlak bij de finish waren, terwijl een grote groep snelle rijders voorbijkwam. Het geklepper van hun klapschaatsen overstemde zijn vraag. Ze reden nu in het dorp. Harde muziek klonk uit luidsprekers. Nu! Zeg het nu, schreeuwde het in hem.
Op een tweesprong bij de finish stak ze haar hand op en sloeg linksaf.
‘Ik haal in Sluiszicht mijn medaille. Bedankt nog!’
Gedesillusioneerd schaatste Arjan naar rechts naar het verenigingsgebouw, waar alleen twee oude schoenen op hem wachtten. Het wemelde in de dorpsgracht van de mensen. Het dooide nu licht en op het ijs stond een laagje water. Arjan keek nog even achterom naar de blauwe gedaante die tussen de mensenmassa verdween. De botsing met een dikke jongen op hockeyschaatsen daarna was onvermijdelijk. Het water drong door tot op zijn vel. Door en door nat stond hij even later bij zijn Fiat.
‘Met Arjan,’ beantwoordde hij zijn mobiel.
‘Waar ben je,’ klonk het snibbig aan de andere kant van de lijn.
‘Weer met beide benen op de grond.’

Dit verhaal heb ik naar de schrijfwedstrijd van de Stichting Literaire Aktiviteiten Zwolle (LAZ) gestuurd, waarmee ik de eerste prijs won. De prijs bestond uit de Dikke van Dalen. Het thema was 'Zeg maar'. Helaas was het dit keer de laatste keer dat de LAZ deze wedstrijd uitschreef omdat het aantal deelnemers terugloopt. De prijsuitreiking vond plaats tijdens de Boekenmarkt in Zwolle in de Bibliotheek op 7 juni 2009. De LAZ doet verder niets met het verhaal, het is nergens gepubliceerd. Zie ook: www.lazzwolle.nl.

Dit verhaal heb ik ook ingediend bij een uniek project van een groep schrijvers, die allemaal winterverhalen hebben geschreven. Samen zoeken we nog een uitgever, om deze verhalen gebundeld uit te geven. We kennen elkaar van de schrijfsite: www.schrijvenonline.org. We communiceren uitsluitend via het internet met elkaar.


In het juryrapport stond:
[...]"IJskoorts pakte ons. Van begin tot eind, van de eerste tot de laatste letter, het boeide. Het is een echt Hollands verhaal, waarschijnlijk geinspireerd door de meest recente winter. De titel vonden we pakkend en intrigerend en pakt anders uit dan doet vermoeden. Het verhaal is beeldend neergezet in een mooie schrijfstijl, daardoor ontstaat een prachtige sfeertekening. Het werkt toe naar een piek en eindigt dan helaas herkenbaar ontnuchterend. Een droom valt in het water of verstilt op het ijs. Prachtig!"






Foto's gemaakt door Ellen Zandink

vrijdag 22 mei 2009

Hypocriet


Minoes is dood! Ze had een tumor in haar hoofd. Twee weken geleden blies ze haar laatste adem uit. De dierenarts gaf haar een injectie met een blauwige vloeistof. Natuurlijk moest ik huilen. Eigenlijk moest ik altijd huilen als ik met Minoes naar de dierenarts ging. De jonge, aantrekkelijke arts was zo lief voor het beest, dat de waterlanders op de drempel van de spreekkamer al spontaan bij mij opwelden. Maar ik hield me altijd in. Vandaag lukte dat niet meer. Ook nu was de dierenarts erg lief. “U mag zo doorlopen hoor, we sturen de rekening wel op.”

Die rekening kreeg ik vandaag in de bus. Opnieuw moest ik huilen. Een kat laten hemelen kost 48 euro. En dat terwijl ik nog niet eens helemaal zeker weet of er wel een kattenhemel bestaat! “Ik had het voor de helft van de prijs gedaan,” zei mijn vriend poeslief, “huppeke, zo van de flat naar beneden.” Dat vond ik geen goed idee. Katten komen immers altijd op hun pootjes terecht. En ik weet niet hoeveel ze van haar zeven levens al had opgebruikt. Tegen een dodelijke injectie was ze in ieder geval niet opgewassen.

“Ook goed”, zei mijn vriend toen, waarna hij vroeg: “Wat eten we vanavond, zullen we schnitzels eten, ze zijn in de korting bij de super?” “Hmmm”, antwoordde ik alleen maar. De brok in de keel vanwege de dierenartsrekening zat me nog in de weg. Vervolgens maakte de ontroering plaats voor verontwaardiging. Ik herinnerde me de andere rekeningen die ik betaald had om Minoes in het leven te houden: 97 euro voor een operatie, 38 euro voor pijnstillers en nog die 48 euro voor euthanasie. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om schnitzels bij de supermarkt te halen, zodat ik mede verantwoordelijk was voor moord op andere dieren. En dat voor maar vijf euro de kilo; verdacht goedkoop. De reclamespot van het Voedingscentrum stelde mij gisteren na Goede Tijden, Slechte Tijden nog de kritische vraag: ‘Hoeveel ruimte heeft jouw schnitzel gehad?’ Voor zo weinig geld denk ik hooguit één vierkante meter, dus dat riekt naar bio-industrie. Daar leiden varkens een kort en ellendig leven, waarna ze gruwelijk aan hun einde komen in het abattoir. Ik wilde niet langer hypocriet zijn. Die hoge dierenartsrekening betaalde ik, dus voortaan die van de dure scharrelslager ook. “Laat maar,” zei mijn vriend, “ik eet vandaag wel een vega-burger.”

Deze column verscheen op 22 mei op de site van Vroege Vogels, zie: www.vroegevogels.nl en doorklikken naar Thema's en Webcolumist van de week.