vrijdag 30 maart 2007

Amber

Penrhyndeudraeth, Porthmadog; ik brak mijn tong over de plaatsen in Wales, waar we vorig jaar aan het eind van de zomer kampeerden. Op de laatste camping in Noord-Wales waanden we ons in het paradijs. Vanuit de voortent konden we de zee zien en vanuit de achteringang het Cambriangebergte. Het was maar een klein stukje lopen naar het strand, waar volgens de reisgids rotsige smokkelaargrotten en schitterende kliffen te zien waren.

Dat het zo vaak en zo hard kon regenen en stormen in het paradijs, dat hadden we niet verwacht. Onze tent waaide twee keer om. In de campingwinkel kochten we daarom grotere haringen en extra stevige scheerlijnen. Vanwege dat slechte weer bezochten we eerst de tientallen kastelen in de omgeving. Op een dag dat het alleen maar een beetje miezerde, wilde ik eindelijk wel eens een strandwandeling maken.

Ruben en ik dronken een pint bier in een strandcafé, waar vissersnetten aan de wanden hingen. Van achter het glas keek ik naar twee gele stipjes, onze jongens, die schelpen zochten. Na een half uur kwamen ze binnenstampen, hun emmer boordevol. Ruben pakte een grijze steen.
“Dit is helemaal geen schelp, het lijkt wel rubber.”
Hij rook aan het grijze klompje.
“Ik ruik muskus.”
Hij gaf het mij. “Ruik jij eens.”
“Ik ruik alleen zand.”
Toen we vertrokken, moffelde ik een bierpul in mijn tas. Op het strand gooide Ruben de steen met een wijde boog in zee. Het was er nog drukker geworden, overal zagen we mensen stenen rapen. Onze kinderen begonnen met het bouwen van een enorm zandkasteel. Ruben pakte me jongensachtig bij de hand en we liepen terug naar onze tent.
“Ik proef het zout op je lippen en ruik de zeewind in je haar.”, zei hij.
“Straks komen de kinderen”, giechelde ik, maar Ruben antwoordde niet, in één beweging ritste hij de tent dicht.

De volgende dag was onze vakantie voorbij. De tent lieten we achter in de afvalcontainer van de camping. Hij was zo gehavend door de wind, dat repareren een hopeloze zaak was. We beloofden de kinderen dat we hier terug zouden komen, maar dan een stacaravan zouden huren. Op de boot moest ik overgeven. Die nacht droomde ik dat een grote walvis mij opslokte en weer uitspuwde.

Thuis verborg ik de bierpul, die ik uit het strandcafé uit Wales had meegenomen. Een paar maanden later, toen Ruben jarig was, haalde ik hem weer tevoorschijn. Mijn oog viel op een bericht op de voorpagina van de krant, waarin ik de bierpul had gewikkeld.
‘Whale sale, boys find floating gold.’ Met ingehouden adem las ik het artikel. Het ging over walvisbraaksel, dat aanspoelde op een strand in Noord-Wales. Twee jongens vonden het en werden steenrijk. Een gram was al 10 pond waard. Het rubberachtige spul werd gebruikt in medicijnen. Ik liet Ruben het artikel lezen. Zodra hij het uit had, zei hij met een frons boven zijn wenkbrauwen:
“Die steen, die onze jongens vonden, was dus minstens 1500 euro waard...”
“Ja, inderdaad, dat was die steen, die jij de zee hebt ingekeild!”
Ruben zweeg en streek met zijn hand door zijn haar.
“Ik heb nog ander nieuws”, zei ik, terwijl ik over mijn buik wreef.
“Ik ben zwanger, volgens de dokter al twee maanden, dus reken maar uit…”
“In de tent na die strandwandeling kan het dus gebeurd zijn”, zei Ruben.
Samen dansten we door de kamer.
“Wat kan mij die walviskots schelen”, riep hij, “Het kind in jou, dat is ook floating gold.”
Ruben legde zijn hoofd op mijn buik.
“Dit keer wordt het een meisje”, zei hij vastberaden. “We noemen haar Amber.”
“Waarom?”, vroeg ik.
“Dat herinnert me aan mijn moeder. Zij rook naar vanille en dennenbomen, maar ook een beetje naar muskus, net zoals die rubberen steen op het strand.”
“Maar waarom dan Amber?”
“Dat stond op het potje van haar parfum”, grijnsde Ruben.

Amber werd begin juni geboren. Ruben kwam opgewonden terug uit het gemeentehuis.
“Ik heb Amber aangegeven bij Nelissen, hij is de zoon van de directeur van de parfumfabriek. Weet je dat ze walviskots ook in parfums stoppen?”
“Nee”, zei ik verbaasd.
“En ze noemen dat ook wel AMBERGRIJS”, juichte hij.

Dit verhaal stuurde ik in voor een kampeerverhalenwedstrijd van RTV-Oost. De uitslag werd bekend gemaakt in het programma Goeiemiddag Overijssel op 28 maart 2007. Zie ook: http://www.rtvoost.nl/acties/?cat=322. De prijsuitreiking vond plaats op vrijdag 13 april. Mijn verhaal eindigde op de tweede plaats, waarmee ik een kampeersurprisepakket won. In totaal ontving RTV-Oost maar liefst 73 inzendingen. Ellen van mijn schrijfclub eindigde ook bij de beste tien. Wij staan rechtsbovenaan op de foto hierboven, die gemaakt is door Marinka.

Geen opmerkingen: