maandag 5 maart 2007

De erfenis

Buiten was het 25 graden en wij zaten in een bedompte kamer van het verzorgingstehuis. Onze negentig jaar oude vader zat scheefgezakt in zijn stoel en dommelde een beetje. Mijn zus, broer, een bejaardenverzorgster en ik spraken op gedempte toon over incontinentieluiers, dementie en kanker. We waren door het verzorgingstehuis uitgenodigd voor het jaarlijkse familiegesprek om de toestand van vader te bespreken.
“Mag ik nou ook eens wat zeggen?”, vader veerde plotseling op uit zijn stoel en schuifelde met zijn rollator in de richting van de kast. Met een triomfantelijk gebaar zette hij een doos op tafel, waar op de bovenkant in een kriebelig handschrift was geschreven: ‘kerst’.
“Het is bijna kerstfeest en ik zou dat zo graag nog één keer samen willen vieren. Iedereen moet komen: Bram, Sjaak, Andries, mijn jongste zusje Jannie, al de kleinkinderen, jullie en natuurlijk Heleen.”
Zijn stem beefde bij het noemen van die laatste naam. Heleen was zijn vrouw en onze moeder. Twintig jaar geleden overleed ze. Ook twee broers, die hij noemde, waren al lang dood. Zijn andere broer en zus leefden nog wel, maar hadden al jaren ruzie. Na vaders betoog was het stil in de kamer. Ik hoorde buiten een merel zingen.

Mijn broer stond op en gaf vader een klap op zijn schouder.
“Dat moesten we dan maar doen.”
Doordringend keek hij ons daarbij aan, alsof hij ons wilde herinneren aan de zojuist gemaakte afspraak, dat we vader niet zouden tegenspreken als hij in zijn verwardheid dingen zei die niet klopten. Terechtwijzingen maakten hem verdrietig en dat wilden we hem besparen in de laatste maanden die hij nog te leven had.
“Ik haal een kerstboom pa.”
“Maar dan wel een van firma De Boer jongen.”

De kerstboom, die mijn broer had gehaald- God mag weten waar vandaan - reikte bijna tot aan het plafond. De bejaardenverzorgster bracht kerstlampjes en een piek. Mijn broer en zus hingen de kerstballen en de slingers in de boom. Pa wilde vervolgens naar de bank. Ik zette hem in zijn rolstoel en rolde hem naar het centrum van het dorp. Ik moest al zijn geld van de spaarrekening halen.
“Stop voor iedereen maar duizend gulden in een envelop.”
“Bedoelt u 450 euro?”
“Oh ja, we hebben nu de euro, doe dan maar duizend euro.”
Op vijftien enveloppen schreef hij thuis zelf de namen. Zijn hand beefde daarbij en op zijn voorhoofd parelden zweetdruppels. De enveloppen wilde hij in mooie kerstdoosjes verpakken en onder de kerstboom leggen. Mijn buurvrouw, die toevallig een weekend in Londen was, nam ze voor ons mee uit een kerstwinkel, die het hele jaar open was. Ik moest nog de uitnodigingen voor vaders kerstfeest versturen. In zijn doos vond ik daarvoor nog genoeg kerstkaarten van vorig jaar. Daar stond op: prettige kerstdagen en een gelukkig 2005, maar dat liet ik maar zo.

Behalve de doden, waren alle genodigden gekomen. Van onze moeder had ik een ingelijste foto op tafel gezet. Zwijgend zaten we in de kamer. Links van de kamer de zus en rechts de met haar gebrouilleerde broer van vader. De kleinkinderen zaten op de grond. Nog nooit was het zo vol geweest in de kamer. De bejaardenverzorgster kwam binnen en verbrak de stilte:
“Warme chocolademelk, glühwein en kerstbrood meneer Broekhuizen. En een zalig kerstfeest allemaal.”
Ze baande zich een weg naar het raam en zette het open. Terwijl ik een kerstcd van BZN opzette, rook ik de geur van gouden regen. Langzamerhand ontdooiden de aanwezigen. Mijn tante zong plechtig: ‘Stille Nacht’ met haar hoge sopraanstem. Zelfs mijn oom bromde wat mee op de maat van de muziek. Een kleinkind hing de kerstkaarten aan een lijntje boven zijn bed. Zij had ze zelf uit de brievenbus mogen halen. In totaal telde ze er 42. Familieleden, buren, personeel van het huis, iedereen had er een gestuurd. Een ander kleinkind waagde het zelfs om een grapje te maken.
“Wel jammer hè opa, geen witte kerst dit jaar.”
Maar opa zei niets terug. Uit zijn stoel klonk zacht gesnurk.

Om vijf uur namen alle gasten afscheid. Vader zat in zijn rolstoel bij de kerstboom en gaf iedereen een hand en een doosje. Hij knipoogde tegen mij.
“Hier kind, pak aan. Jullie denken allemaal wel dat ik gek ben, maar ik wil gewoon geen gedonder met de erfenis.”

Eind 2005 vierden we niet opnieuw kerst met de familie. Wel kwamen we bij elkaar; om vader de laatste eer te bewijzen.

© Hilda Knol

Met dit verhaal won ik de tweede prijs in de schrijfwedstrijd van dagblad Trouw met als thema kerst en familie. Het verhaal werd in kerstbijlage van de krant op 23-12-2006 en op de site geplaatst, zie ook: www.trouw.nl/degids/schrijf/article582233.ece/Familieverhalen_van_moeders_geheime_liefde_tot_ruzies_bij_zalm_en_jingle_bells. Ik won hiermee de dvd-box Movies that matter.

Geen opmerkingen: