zondag 4 maart 2007

Thuis

Mijn lief en ik stonden begin september voor de kerktoren van de Grote Kerk in Steenwijk. Het was 30 graden en het zweet parelde op mijn voorhoofd.
“Laten we de toren beklimmen.”, zei ze. Ik volgde haar naar boven en keek naar haar rechte rug en het lange blonde haar. Ze houdt van kerken en kathedralen en ze weet alles van de geschiedenis daarvan.

Ik niet. Ik droom vooral van de toekomst. Over het kind dat in haar groeit. Over de fietstochtjes die ik met het kind ga maken. Naar Tuk en Kallenkote en op de terugweg voor een ijsje langs Boschma. En later als hij groter is, gaan we voetbal kijken in Heerenveen.
“Het wordt een meisje schat.”, zegt mijn lief. “En ze gaat op vioolles.”

Het zweet stond op mijn rug, zodra we boven op de toren arriveerden. Mijn lief vertelde mij dat in de achtste eeuw hier een houten kerkje werd gebouwd. In 1295 verhief de bisschop de kerk tot hoofdkerk voor Noordwest-Overijssel. Enkele decennia daarvoor kreeg Steenwijk stadsrechten. Ik begreep dat we daarom dit jaar vieren dat Steenwijk 750 jaar bestaat. De toren dateert uit de vijftiende eeuw. Ik keek tegen de felle zon in en kneep mijn ogen dicht. Mijn lief vertelde over de grote brand in 1523. Ik zag het opnieuw gebeuren. Een grote troep soldaten uit Zwolle stormde de stad binnen. Zo wilden zij een conflict over tolgelden oplossen. Ze staken alle houten huisjes in brand. De mensen gilden en probeerden de stad uit te vluchten. Velen kwamen om en de stad veranderde in een ruïne. De kerk werd zwaar beschadigd, maar bleef wel gespaard. De toren wijst nog steeds als een vingerwijzing naar de hemel, God laat niet met zich spotten.

We slenterden na ons bezoek aan de kerktoren nog wat door de stad. Bij De Rechter dronken we ijsthee en mijn lief las me voor uit een foldertje dat ze op de stamtafel vond:
“Groot Steenwijkerland concert 750 jaar Steenwijk. Orkesten uit de hele omgeving treden op in de Meenthe. Ik wil daar met jou naar toe.”
Zij houdt van orkestmuziek.

Ik niet. Ik kan geen noten lezen. Ik mis zangers, van wie ik naar hun liedteksten kan luisteren.
“Je hoeft niet te weten waar muziek over gaat”, zegt mijn lief. “Je kunt bij klassieke muziek iets voelen. Van Mendelssohn word ik sentimentel en van Schumann down.”

Begin oktober bezochten we het concert. Honderden muzikanten speelden eerst samen een mars. Daarna verplaatsen we ons in het concertgebouw van zaal tot zaal. Overal speelden fanfareorkesten uit de gemeente Steenwijkerland. We hoorden wel tien orkesten. Mijn lief sloot bij het luisteren haar ogen en soms tuitte ze haar lippen. Met haar vingers trommelde ze op mijn knie. Ik keek naar haar en zou graag haar gezicht even willen strelen. ’s Nachts in bed herhaalde zij de zin die de voorzitter bij de opening van het concert zei. Hij citeerde een uitspraak van de legendarische muzikant Jan Piest uit Onna.
”Een leven zonder muziek is als een lange weg zonder herberg.”

Voor ons kind komend voorjaar zou worden geboren, wilde mijn lief nog een lange reis maken. Ze vloog vlak na het concert naar Australië en stuurde mij een kaart met liefs uit Sydney. Zij houdt van reizen.

Ik niet. Ik wil thuis zijn en in mijn luie stoel boeken lezen. In de verhalen die ik lees over verre landen, reis ik zo toch mee met mijn lief. Bij elke reis moet ik haar een tijdlang laten gaan, als ik haar zou dwingen bij mij te blijven, zou ze zich juist van mij verwijderen.

Tijdens haar afwezigheid schilderde ik de wanden van de babykamer; roze en lichtblauw.
’s Avonds sliep ik alleen in ons bed en ik droomde van mijn lief. Een week geleden kwam ze weer thuis. Ik reed ’s nachts naar Schiphol en in de aankomsthal sloot ik haar in mijn armen. Ik luisterde in de auto naar haar avonturen. Haar hand legde ze op mijn knie.
“Ik heb je gemist.”
“Ik jou ook.”
Op de autoradio hoorden we muziek. Zij neuriede de melodie en ik zong de teksten.
Via de polder reden we terug naar Steenwijk. De zon was net opgekomen. Door de nevels, die over de weilanden hingen, zag ik in de verte weer de toren van de Grote Kerk. Mijn lief legde haar hoofd tegen mijn schouder.
“We zijn weer thuis.”

© Hilda Knol

Bron: Met dit verhaal won ik op 31-12-2005 de eerste prijs in de Schrijfwedstrijd 750 jaar Steenwijk. De wedstrijd was het initiatief van de Steenwijker Journalistenclub. Ik won een boek over de geschiedenis van Steenwijk en een beeldje van de dichter Hildo Krop. Het verhaal werd bovendien gepubliceerd in de Steenwijker Courant van 2-1-2006 (zie ook afbeelding hieronder) en in de Steenwijkerland Expres van 10-1-2006. Verder verscheen het verhaal op internet op de weblog van:
http://steenwijkstad.web-log.nl/steenwijkstad/2005/12/index.html.

Geen opmerkingen: