vrijdag 24 januari 2014

Waternimf

Yasmine besloot dat het van Khan was, de knappe conciërge van haar school. Deze asielzoeker kwam uit Koerdistan. Natuurlijk kon het ook van Erdem of Ahmet zijn of misschien zelfs van Koen. Khan was al 22 en de liefste van allemaal, maar ook de nummer honderd op haar lijst en dat vond ze een mooi getal. Op school was ze het enige meisje met een lijst. De jongens hadden er bijna allemaal een.
Aan Koen vroeg ze de hoeveelste zij voor hem was.
‘De tiende,’ zei hij, maar ze geloofde het niet. Hij kon er niet veel van die ene keer in het fietsenhok. Yasmine giechelde om Koens tien veroveringen, zoveel had zij er alleen in juni al gehad. Tegen hem zei ze dat hij de allereerste voor haar was. Dat vertelde ze trouwens tegen elke jongen en man. Ze geloofden het allemaal, sukkels waren het, maar dat gaf niet, als ze maar lief waren. De blonde Koen was wel haar eerste en enige Nederlandse jongen.

Op de vorige school schold een jongen haar uit voor nymfomane. Ze kende het woord niet en zocht het op in haar woordenboek. Langzaam had ze het woord uitgesproken en geproefd op haar tong. Het smaakte zout en mystiek, zoals waternimf of winterfee. Maar ze was het niet. Het ging haar slechts om wat aandacht en liefde. Nu op de nieuwe school, koos Yasmine alleen nog volwassen mannen. Zij vertelden het niet door. Bang als ze waren voor hun vrouw of hun baas op het werk.

De allereerste keer herinnerde Yasmine zich nog goed. Haar oudere broer Ibrahim vroeg haar mee te gaan naar het bos. Dat bos was geen echt bos, maar een rij bomen langs een sloot aan de rand van hun woonwijk. Onder de bomen, gegraven in de oever van de droge sloot, hadden buurjongens een hut gebouwd. Die was verboden voor meisjes, maar van Ibi mocht ze toch mee naar binnen. In een hoek lag een oude matras met donkergele vlekken. Ibi deed haar pijn, maar troostte haar daarna heel lief. Zo lief had ze hem nog nooit meegemaakt, daarvoor had hij haar vooral gepest. Haar broer nam haar nog een paar keer mee naar de hut en elke keer gaf hij haar iets; snoep of wat kleingeld. Daarvoor deed ze het niet, wel voor zijn liefde en aandacht, die ze van haar moeder niet kreeg. Yasmines vader woonde niet meer bij hen, hij was terug gegaan naar zijn geboortedorp op het platteland van Marokko.

Op een zaterdagmiddag werden Ibi en Yasmine in de sloothut betrapt door hun moeder. Samen waren ze naar buiten geglipt en hadden niet gezien dat zij vlak achter hen was aan gelopen. Ze schreeuwde en spuugde op de grond. Vooral Ibi kreeg veel klappen. Later hadden hij en zijn moeder nog vaak ruzie, totdat hij op een middag niet meer uit school was thuis gekomen.
‘Hij woont nou in een huis voor moeilijk opvoedbare jongeren,’ was de korte verklaring van haar moeder. Yasmine geloofde dat niet. Hij was naar Marokko gestuurd, naar zijn vader, die daar alweer vijf jaar woonde. Zijn oudste zoon zou hij daar wel eens even heropvoeden. ‘En als jij je niet gedraagt, dan haal ik jou ook hierheen,’ had hij dreigend aan de telefoon tegen zijn dochter gezegd. Voortaan werd Yasmine gehaald en gebracht naar school. Haar moeder dacht dat ze haar dochter zo beter kon controleren, maar Yasmine vertelde niet over haar tussenuren en dat ze spijbelde van gym. Ze ging alleen maar met jongens mee die op Ibi leken. Behalve die ene keer met haar klasgenoot Koen dan, dat was een vergissing geweest. Hij wilde haar een breezer geven. Dat weigerde ze resoluut. ‘Ik ben geen breezerslet,’ had ze tegen hem gezegd, ‘en een moslima drinkt geen alcohol.’


Haar zwangerschap ontdekte Yasmine pas toen ze al een maand of vijf heen was. Ze was toen allang gestopt met haar lijst. Eerst werd ze een hele tijd misselijk en later voelde ze zich zo dik als een olifant. Al die tijd had ze geen moment gedacht aan wat ze later wel wist. Ze kreeg een baby! Niets begreep Yasmine hiervan. Ze mocht dan wel slecht kunnen leren op school, zo stom was ze nou ook weer niet om zwanger te worden? Toch was het gebeurd, zomaar pats-boem, zwanger. Met een test, die ze bij de drogist kocht, stelde ze dat zelf vast. Nachtenlang had ze gehuild. Het kon niet, het mocht niet. Als de baby geboren werd, dan zou haar moeder haar vast net zoals haar broer het huis uitzetten. Ze vertelde het aan niemand. Naar de dokter ging ze ook niet. Bij de Zeeman kocht ze van haar zakgeld een paar wijde truien.
‘Je wordt lekker mollig,’ zei Khan een keer tegen haar. Samen zaten ze in het rommelhok van de amanuensis.
‘Ik ben zwanger,’ flapte ze er zomaar uit. Ze kon het niet langer geheim houden. Het was alsof ze al maandenlang een bal onder water moest houden, die nu uit haar handen glipte en naar boven schoot als een raket. Khan sprong op en keek haar met grote ogen aan.
‘Wanneer komt het dan,’ vroeg hij met overslaande stem.
‘Ik geloof …,’ kreunde Yasmine, ‘nu …’.
‘Ik breng je naar mijn huis,’ riep Khan paniekerig, ‘we wonen vlakbij.’

Khans moeder had hen met grote donkere ogen aangekeken. Ze begon in een voor Yasmine onverstaanbare taal tegen Khan te praten. Hij schreeuwde tegen haar en duwde haar in de richting van de badkamer. Even later kwam ze terug met een teil heet water en een paar handdoeken. Khan ondersteunde de aanstaande moeder naar een slaapkamer. Zodra ze op een donkerrode sprei ging liggen, werd ze overspoeld door weeën die leken op zware golven.
Khans moeder legde de baby in Yasmines armen. Ze prevelde daarbij een paar woorden. Voor het eerst zag Yasmine een glimlach op haar gezicht. Khan legde haar uit dat ze zei dat ze door Allah gezegend was, omdat ze een zoon had gebaard. Met een zakdoek wiste de tengere vrouw het zweet behoedzaam van het voorhoofd van Yasmine.
‘Morgen zal ik mijn moeder bellen,’ zei Yasmine met zachte stem. ‘En haalt u geen dokter of de politie,’ voegde ze er nog kalm aan toe, ‘anders wordt Khan ontslagen en het land uitgezet. Het kind is namelijk van hem.’

De volgende ochtend belde Yasmine haar moeder toch niet op. Terwijl Khan en zijn moeder nog sliepen, sloop ze het huis uit. In haar armen hield ze haar zoon stevig vast.

--------------------------------------------------------------------------------------------------

Breda, 14 juni 2013 – Van onze verslaggever
VONDELING GEVONDEN BIJ POLITIEBUREAU

Gisterochtend is bij de personeelsingang van de politie van Breda een vondeling gevonden. Het gaat om een blank jongetje met blonde haren en blauwe ogen van hooguit een dag oud. Het kind was gewikkeld in een paar handdoeken en een sweater met de opdruk Birdy. Daarbij lag een briefje met de tekst: ‘Dit is Khan, zorg goed voor hem.’ Het briefje was ondertekend met Waternimf. Van de moeder ontbreekt nog ieder spoor. De jongen was onderkoeld, maar maakt het nu goed. Hij blijft in het ziekenhuis totdat een pleeggezin voor hem is gevonden.
Wethouder Jansma wil vandaag in de gemeenteraad aandacht vragen voor betere zorg voor vondelingen. In zijn partij het CDA wakkerde hij de discussie aan over het zogenaamde vondelingenluik.

Dit verhaal was mijn inzending voor een schrijfwedstrijd die werd georganiseerd door Nastasja Bijl. Samen met nog 17 andere verhalen verschijnt dit verhaal in een bundel. Het thema is 'ruis'. Wanneer en door welke uitgever deze bundel wordt gepubliceerd is nog niet bekend. Natasja Bijl (1974) is auteur, copywriter en geeft ook schrijfworkshops aan volwassenen en kinderen. Ze heeft een eigen website: Natasja Bijl